Badjurken

Al in de tweede helft van de 18de eeuw schreven Engelse geneesheren over de heilzame werking van zeewater. Pas in de 19de eeuw werden kustplaatsen, naast de vele kuuroorden, een favoriete bestemming voor de gegoede burgerij, en later, mede dankzij de aanleg van de spoorlijn, ook voor de middenklasse. Naar zee gaan betekende eigenlijk niet in zee gaan, maar flaneren over de promenade en het strand. Het ging om zien en gezien worden. Tot 1850 was het strand een verlengstuk van de stad, waarbij zowel de omgangsvormen als de kledij grotendeels hetzelfde bleven. De vrouwen die toch besloten om in zee te gaan baden, droegen enkellange badjurken met lange mouwen die werden gemaakt van perkal (fijn, dicht katoenweefsel), serge (weefsel van wol, zijde of katoen met keperbinding) of flanel. Badgasten, zowel mannen als vrouwen, maakten gebruik van strandkoetsen die de zee in werden gerold, waarna ze het trapje konden afdalen. Mannen en vrouwen baadden apart.

Eendelig vrouwenbadpak, 1910-1920. Gemeentemuseum Den Haag (0270642).

Zwempak, 1916. Amsterdam Museum (KA 17183).

Zwempak, 1916. Amsterdam Museum (KA 17183).

Rond 1880 verscheen het tweedelige badkostuum, bestaande uit een kniebroek en tuniek met korte mouwen. Het badpak werd meestal uitgevoerd in de kleuren rood, blauw of zwart. De pakken waren erg warm en niet geschikt om mee te zwemmen. Een muts beschermde het haar en het gezicht tegen de zon; een gebronsde huid was namelijk al eeuwenlang het symbool van een lagere afkomst. Boeren op het veld kregen een kleurtje, voor leden van de midden- en bovenklasse was dat ongepast. Pas vanaf ca. 1920 werd een gebruinde huid gezien als gezond en modieus.

Gebreide badpakken

Pas omstreeks 1900 worden voor het eerst eendelige badpakken met korte mouwen en korte broekspijpen gedragen. Dit model werd populair gemaakt door de Australische zwemster Annette Kellerman, die als eerste vrouw het eendelige badpak droeg en daarin wedstrijden zwom tegen mannen. Ook hieronder droeg men nog steeds, net als in de 19de eeuw, kousen.

Coco Chanel (designer), costumes for Le Train Bleu, 1924. Museum no. S.836-1980, S.837-1980. © Victoria & Albert Museum, London.
Coco Chanel (designer), costumes for Le Train Bleu, 1924. Museum no. S.836-1980, S.837-1980. © Victoria & Albert Museum, London.

 

In 1924 ontwierp Gabrielle ‘Coco’ Chanel danskostuums voor de Ballets Russes van Diaghilev. In Le Train Bleu, een ballet dat zich afspeelt op Deauville, dragen de dansers eenvoudige doch elegante gebreide badpakken. Het eendelige badpak werd al gauw een belangrijk onderdeel van de Franse mode. Diverse couturiers, onder wie Jean Patou, Jeanne Lanvin, Lucien Lelong en Elsa Schiaparelli, namen badmode op in hun collecties.

De gebreide badpakken, liefst met blote rug, werden door Nederlandse vrouwen nagemaakt met behulp van tijdschriften als Praten en breien. Helaas bleek wol voor badkleding erg onpraktisch: het kriebelt, is warm, droogt langzaam en wordt zwaar door water. Vanaf het eind van de jaren dertig werden badpakken daarom van nieuwe rekbare materialen als lastex en lycra gemaakt, die het lichaam nauw omsloten en meer beweging toelieten. In 1927 werd bovendien de rubberen badmuts geïntroduceerd.  

 Prent uit het modetijdschrift Très Parisien, Juin 1933, No. 12.
Prent uit het modetijdschrift Très Parisien, Juin 1933, No. 12. (RP-P-2009-3876). Rijksmuseum (RP-P-2009-3876).
Omslag van het tijdschrift Praten en breien : maandblad voor handwerkkunst (november 1934-oktober 1936), april 1935, No. 19.
Onderschrift foto 6: Omslag van het tijdschrift Praten en breien : maandblad voor handwerkkunst (november 1934-oktober 1936), april 1935, No. 19. KB: https://www.kb.nl/themas/geschiedenis-en-cultuur/kunst-en-cultuur/praten-en-breien.

 

Badpak versus bikini

In de jaren vijftig werd het modieuze zandloperfiguur met behulp van baleinen in het badpak benadrukt ; de taille werd zo smal mogelijk gemaakt en de buste geaccentueerd. De badpakken werden gemaakt van katoen met kleurrijke prints, voorzien van smokwerk met elastiek om de elasticiteit te vergroten.  

 

Een tweedelig badpak of bikini, bestaande uit een top met bijpassend broekje, werd in 1946 tegelijkertijd in Frankrijk gepresenteerd door de couturier Jacques Heim en de automonteur Louis Réard. Heim gebruikte voor zijn creatie de naam ‘Atome’. Réard vernoemde zijn ontwerp naar het eiland Bikini (Atol), waar dat jaar door Amerika experimenten werden uitgevoerd met atoombommen. Ondanks dat de bikini al in de vijftiger jaren in Frankrijk werd gedragen, zou het model pas rond 1965 in Amerika worden geaccepteerd. Op Romeinse mozaïeken uit de 4de eeuw op Sicilië (Piazza Armerina) is te zien dat de bikini toen al werd gedragen.

De bikini werd in de jaren zestig populair en materialen als nylon en lycra werden vanaf dat moment veelvuldig gebruikt. Rudi Gernreich ontwierp in 1964 de ‘monokini’: een topless zwempak dat met twee dunne riempjes over de schouders omhoog werd gehouden. In de zeventiger jaren verschijnt voor het eerst de microkini, kleine lapjes bij elkaar gehouden met koorden. In de jaren tachtig en negentig kreeg het badpak een aerodynamische vormgeving en werden er diverse synthetische rekbare materialen gebruikt. Vandaag de dag zijn er ontelbaar veel varianten op de bikini, waaronder de tankini (met hemd-top), de triangelbikini (driehoeken met koordjes) de bandeaubikini en de trikini (bikini met verbindstuk).

Agent / boswachter in uniform met fiets in de hand geeft met opgeheven vingertje [in de duinen / op een boulevard] waarschuwing / vermaning aan vrouw in badpak op pumps , Nederland [Zandvoort], 1939. Fotocollectie Het Leven, Spaarnestad Photo.

 

De badmode heeft door de jaren heen een ware metamorfose ondergaan en onderweg aardig wat stof verloren. Echter, net als vroeger is het tegenwoordig niet alleen belangrijk wat je op het strand draagt maar ook hoe je je gedraagt. Kortom, om met de wijze woorden van Amy Groskamp-Ten Have, auteur van het etiquetteboek Hoe hoort het eigenlijk? (1939), te eindigen: ‘Het strijdt tegen alle etiquette om zich in badkledij met of zonder lange pantalon buiten het strand te begeven. Zij die aldus toegetakeld boodschappen doen in hun (bad)plaats, maken inbreuk op de goede vormen en geven aanstoot. Mannen [in zwembroek] die zich met vet hebben ingesmeerd en aldus anderen op een café-terras een weinig verkwikkelijke aanblik schenken, gedragen zich in hoge mate onbetamelijk en verdienen aller afkeuring.’ 

Literatuur

Els de Baan, Automonteur en couturier vonden elkaar in het tweedelige ontwerp: daar was de bikini, artikel in Trouw, 24-06-2006.
Eliane van den Ende, De krimpende geschiedenis van het badpak; Van preuts tot bloot (en terug?), 18 juli 2013, artikel verschenen in Eos Memo, het geschiedenisblad van Eos Wetenschap.
Georgina O’Hara Callan, The Thames & Hudson Dictionary of Fashion And Fashion Designers, 2008, pp. 27, 28, 34.
Madelief Hohé (red.), Fabulous Fifties Fashion, catalogus bij de tentoonstelling ‘Fabulous Fifties – Fabulous Fashion’ 6 oktober 2012 - 3 februari 2013, Gemeentemuseum Den Haag, p. 127.
Karin Schacknat, In en uit de mode; 2000 jaar modevormgeving, pp. 232 en 233.

 

Dit artikel is ook gepubliceerd op Modemuze.nl.