Jaren geleden zag ik de Gouden Koets in Den Haag, op Prinsjesdag. Ik keek vooral naar de koninklijke passagiers en zag niet het koloniale paneel, dat inmiddels zo omstreden is. Vorige week zag ik de koets opnieuw, dit keer op de binnenplaats van het Amsterdam Museum. Het heeft iets ongemakkelijks, zo’n grote koets gevangen in een glazen kooi. Maar misschien is dat wel toepasselijk.
Zelden zal een gouden erfstuk zo onwelkom zijn geweest als deze Amsterdamse koets. Het verhaal gaat dat Wilhelmina er al niet erg blij mee was toen ze hem kreeg in 1898. Laat staan Willem en Maxima in de 21e eeuw. Welk modern koninklijk paar wil er nu rondrijden met een ‘Hulde der koloniën’ direct onder het zwaairaam?
Een Amsterdams cadeautje
Eind negentiende eeuw leek het juist zo’n aardig idee. De 18-jarige Wilhelmina zou in september 1898 gekroond worden tot koningin. Een groep Amsterdammers wilde haar voor die gelegenheid een mooi cadeau geven. Iets wat ze niet snel zou vergeten - bedacht, gemaakt en gefinancierd door Amsterdamse Oranjefans van alle rangen en standen. Met mooie schilderingen van Nicolaas van der Waay.
Vooral in de Jordaan gingen oranjegezinde Amsterdammers enthousiast rond met de pet. Alles voor de koningin. Maar al die dubbeltjes en kwartjes waren lang niet genoeg om zo’n kostbaar project te kunnen betalen. Oranjegezind of niet, de gemiddelde Amsterdammer had eind negentiende eeuw bijzonder weinig geld te besteden. Natuurlijk konden alleen de rijken substantieel bijdragen.
Schenkers achter de schermen
Een van de grootste financiers was Jan Herman van Eeghen, de tweede zoon van Piet en Cato. Hij was net als zijn vader bankier en kunstverzamelaar. Bovendien was hij commissaris bij de firma Spijker, die de koets bouwde (en later auto’s). In de memoires van zijn nicht Ina Rahusen vond ik een verwijzing naar de Gouden Koets. Haar moeder had haar verteld:
dat toen bij het huwelijk van Koningin Wilhelmina de Amsterdamsche bevolking de gouden koets ten geschenke gaf en er lang niet genoeg geld was ingeschreven, neef Jan van Eeghen en neef Jan Rahusen (bijgenaamde millioenen Jantje) de rest hebben bijgepast.’
Ook Rahusen was commissaris en grootaandeelhouder bij Spijker. Twee rijke Amsterdamse heren die de fictie van een volksgeschenk in stand hielden. Alles aan het sprookje van de Gouden Koets is ongemakkelijk. Ga die tentoonstelling zien!