amsterdam museum
 

Biografie van Amsterdam 2012

Mijn 1969

De jaren 1960 blijven intrigeren. Vriend en vijand lijken er over eens dat niet de Tweede Wereldoorlog het grote breekpunt in de twintigste-eeuwse geschiedenis van Nederland vormt, maar de jaren zestig. Tot 1966, zo heeft de historicus J.C. Blom herhaaldelijk beweerd, leefden de meeste Nederlanders in een overzichtelijke ‘burgerlijk-verzuilde’ samenleving. Daarna zorgde het tijdvak van Vietnamprotest, Provo, universiteitsbezettingen, ontzuiling en het Tweede Vaticaans Concilie voor ingrijpende veranderingen. Opeens pasten de meeste Nederlanders niet langer in een levensbeschouwelijk hokje met een eigen partij, vakbond, krant en school, maar moesten ze hun weg zien te vinden in een geïndividualiseerde en onvoorspelbare maatschappij. Henk Hofland heeft dit wel de ‘dekolonisatie’ van de burgers genoemd. Nederland veranderde in de late jaren zestig van een conservatief, burgerlijk en christelijk land in een progressief, kritisch en seculier land, dat alle ruimte bood aan linkse ‘hobby’s’, een hedonistische levenshouding en felle kritiek op de traditionele christelijke en burgerlijke waarden. Geen enkel heilig huisje van weleer was nog veilig. Goede manieren, kuisheid, gezag, kerk, werk, patriarchaat, huwelijk, monogamie en heteroseksualiteit – allemaal moesten ze het ontgelden.

Het ‘magies sentrum’ van deze veranderingen was natuurlijk Amsterdam, de hoofdstad die altijd al haar eigen gang was gegaan. Hier daagden verschillende groepen jongeren op hun eigen wijze de gezagsdragers (de ‘regenten’) uit, werd lustig geëxperimenteerd met seks, drugs en rock-’n-roll, en kreeg een nieuwe, consumptieve jongerencultuur vorm. Het Amsterdam van de jaren zestig biedt een verwarrend decor van ludieke happenings, politieke en culturele protestbijeenkomsten, demonstraties, opstootjes en rellen, en nieuwe vormen van communicatie en omgangsvormen. Het hoogtepunt bereikten ‘de Amsterdamse jaren zestig’ niet in mei 1968 (zoals elders in Europa), maar in 1969, met de intrede van de partij van de Kabouters in de Amsterdamse gemeenteraad, de Maagdenhuisbezetting, de ontregeling van een toneelvoorstelling in de Stadsschouwburg (Aktie Tomaat), de bezetting van de Nachtwachtzaal in het Rijksmuseum door beeldend kunstenaars, de verstoring van een concert in het Concertgebouw (Aktie Notenkraker) en (iets later in 1970) de verwijdering van de Damslapers rond het Nationaal Monument door een groep mariniers uit Den Helder. Amsterdam verwierf omstreeks 1970 definitief het imago een stad te zijn waar alles kon en mocht. ‘Fly KLM, sleep in the Vondelpark’, adverteerde de KLM in deze jaren.  

In het project ‘Mijn 1969’ willen we de veelheid aan ervaringen en betekenissen van die laatste fase van de ‘Amsterdamse’ jaren zestig onderzoeken, door niet alleen de hoofdrolspelers en hun sympathisanten aan het woord te laten, maar ook aandacht te vragen voor de toeschouwers, de tegenstanders en de tweede generatie. Wat betekende het bijvoorbeeld om omstreeks 1969 hoogleraar of universitair docent te zijn en geconfronteerd te worden met nieuwe eisen over het universitaire onderwijs? Hoe keek een gewone Amsterdamse agent naar de onrust in zijn stad? Of wat moest je als acteur of concertbezoeker aan met de Actie Tomaat of de Actie Notenkraker? En wat betekende het om kind te zijn van overtuigde hippies? Door deze en vele andere vragen te stellen hopen we, veertig jaar later, recht te doen aan de veelzijdigheid van de late jaren zestig in Amsterdam en antwoorden te vinden op de vraag of de jaren zestig inderdaad dat omslagpunt in de Nederlandse geschiedenis vormden dat velen er graag in zien.