Historie van de camping
De Castricumse en Bakkumse duinen maakten in de eerste helft van de 19de eeuw deel uit van een grootschalig ontginningsproject, bedoeld om de onvruchtbare duinvalleien voor landbouw en veeteelt geschikt te maken. Initiatiefnemer was koning Willem I. Hij kocht voor dat doel gronden op van Amsterdamse patriciërsfamilies als Barnaart, Boreel en Deutz van Assendelft. Vervolgens liet hij een aantal boerderijen op zijn nieuw verworven territorium bouwen, waaronder Johanna’s Hof uit ongeveer 1830. Het beoogde resultaat viel echter tegen. Na het overlijden van de vorst vervielen de Bakkumse bezittingen aan zijn nazaten. Aan het eind van de 19de eeuw was dat prinses Marie von Wied, die in Duitsland woonde. In 1903 naam de provincie Noord-Holland haar bezittingen over. In de jaren '20 waren er al meer dan 500 kampeerders die hun tentje in Bakkum opsloegen en de provincie begon geld te ruiken. Besloten werd een tarief in te stellen en kampeergeld te heffen. In die vroege tijd was de fiets het aangewezen vervoermiddel. Tentje achterop en wegwezen! Fietskamperen was in het begin nog wel een elitaire aangelegenheid, maar toename van vrije tijd voor de arbeider maakte het mogelijk dat ook hij naar buiten kon. Op de seizoensplaatsen staan tegenwoordig vooral caravans, die in de winter in stallingen in de omgeving worden ondergebracht.

De beginjaren
Camping Bakkum, nu de grootste camping van Nederland, is dus klein begonnen. In 1914 streken de eerste (wild)kampeerders neer in het bos tegenover boerderij Johanna’s Hof, voorganger van het huidige partycentrum met dezelfde naam. Water, melk en stro haalden ze bij de beheerder van de boerderij, die ook logies aanbood. In 1920 gaf de Provincie Noord-Holland, eigenaar van het Castricumse duingebied, 20 kampeervergunningen af, voor welgeteld elf dames en negen heren. In de jaren die volgden groeide het aantal vergunningen explosief. In 1927 verschenen de eerste sanitaire voorzieningen op het kampeerterrein. Een jaar later vond de officiële opening plaats van kamp Bakkum. Het werd steeds drukker, niet alleen op de camping maar ook bij Johanna’s Hof, dat in 1933 tot theehuis (met logeermogelijkheid) was getransformeerd. De uitspanning was een favoriete stop voor fietsers die van het strand op de terugweg naar huis waren. In 1945 legde een uitslaande brand Johanna’s Hof in de as, alleen de garage bleef gespaard. Die werd in de jaren '50 uitgebouwd tot het partycentrum dat Johanna’s Hof vandaag de dag is.

Campinggasten
Ook camping Bakkum aan de overkant van de Zeeweg ging met zijn tijd mee. De zomergasten van toen waren voor een groot deel Amsterdammers en dat is nog steeds zo. Met dit verschil dat de meeste kampeerders van het eerste uur afkomstig waren uit de arbeidersklasse en de nieuwkomers veelal jongere academici zijn. Een gemengde bevolking dus. De camping telt 1800 plaatsen, voor een opengevallen plekje geldt een wachtlijst. Hip en nostalgisch, zo omschrijft de camping zichzelf tegenwoordig. Sommige kampeerders staan hier al hun hele leven, andere hebben het net ontdekt. Maar iedereen, volks of elitair, komt voor hetzelfde: de natuur, het strand en de sfeer.