‘T Havenrak
Het gezicht over het water van de havenkom van Broek in Waterland, officieel ‘t Havenrak geheten, heeft bezoekers door de eeuwen heen geboeid. Broek stond lange tijd bekend als een dorp van rijke (veelal Amsterdamse) renteniers en personen die hun geld op de Amsterdamse beurs hadden verdiend. Tot de komst van de vanuit Amsterdam Noord vertrekkende Noord-Hollandsche Stoomtram in 1888 kwam vrijwel iedereen, stedeling en buitenlander, per schip in de haven van Broek aan.

Kleurrijk dorp
De spitse toren van de oude hervormde kerk was al vanuit de verte te zien en eenmaal dichterbij gekomen trok de exotisch ogende theetent uit 1793 de aandacht. De karakteristieke kadebebouwing bestond uit keurig onderhouden houten huizen met schoon geschrobde stoepen en bont ingerichte tuintjes op postzegelformaat. De achterliggende buurtjes gaven eenzelfde beeld. Bewoners in fleurige Broekse klederdracht maakten het ‘Hollandse sprookje’ compleet. Nog steeds zijn kerk, theetent en veel fraaie houten huizen te zien. De meeste woningen zijn geschilderd in pasteltinten als grijs, geel en groen, waartegen de witte details mooi afsteken. Vroeger mocht een bezoeker wel eens een kijkje nemen bij een particulier thuis, maar dan moesten wél eerst de schoenen uit. Zelfs voor Napoleon, toch niet de eerste de beste, gold dit. De inwoners van Broek heetten dan wel sober te leven, maar eenmaal binnen glom alles je tegemoet. Niet alleen door allerlei blinkend gepoetste zaken, maar ook vanwege de grote hoeveelheden goud, zilver en andere exotische kostbaarheden die de kamers vulden. De versierdrift kende nauwelijks grenzen. Zelfs de schoffels en mestvorken van de boeren waren kleurig beschilderd en voorzien van verguld snijwerk. Dat is nu niet meer zo, maar het dorpje oogt nog steeds brandschoon. Een groot deel van de omgeving maakt deel uit van het veenweidegebied, een ecologisch kerngebied van internationale betekenis.

Het ontstaan van Broek in Waterland
Broek in Waterland is in de Middeleeuwen ontstaan als een ontginningsnederzetting. 300 jaar later was het dorp rijk geworden door handel, zeevaart en haringvisserij (de Zuiderzee - nu het IJsselmeer - was toen immers nog zout water). Broek vormde toen samen met een aantal andere Waterlandse dorpen de Unie van Waterland en deed daarmee zelfs het machtige Amsterdam op economisch gebied concurrentie aan. Na de Gouden Eeuw nam de welvaart gaandeweg af en werd veeteelt de belangrijkste bron van inkomsten. Lange tijd vonden diverse Waterlandse zuivelproducten in Amsterdam een dankbaar afzetgebied. Daarnaast kwamen in de 18de eeuw de eerste toeristen om zich te vergapen aan de spreekwoordelijke properheid van Broek. Na 1850 zwol het aantal bezoekers aan tot een bescheiden toeristenstroom, waaronder de toenmalige Europese royalty. Amsterdam diende daarbij altijd als uitvalsbasis. De hoofdstedelingen zelf waren een beetje lui, verder dan het Tolhuisterrein aan de overkant van het IJ kwamen ze niet. Deze houding veranderde door de komst van de Noord-Hollandsche Stoomtram, die midden in Broek een halte had.

Het Broeker Huis
Op een steenworp afstand van de halte, die midden in Broek lag, lag een klein museum: het Broeker Huis, waarvoor entree moest worden betaald. Eigenares was Aaltje Fregeres, een rijke koopmansdochter en een gewiekste zakenvrouw. Ze had haar huis, Dorpsstraat 11-13, van onder tot boven volgestouwd met allerhande Broekse antiquiteiten. In 1877 omschreef een bezoeker deze nog als ‘onschatbare rijkdommen’, maar drie jaar later bood Aaltje de hele inboedel te koop aan. Alles werd in één keer gekocht door K.H. Schadd, een Amsterdamse boekhandelaar, uitgever en ondernemer. Hij handelde namens een Naamloze Vennootschap die een museum wilde stichten ter verhoging van de attractiewaarde van het eindpunt van een lijn van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij bij de Overtoom. De Broekse oudheden verhuisden vervolgens naar een nieuw gebouw aan de Amstelveenseweg, ter hoogte van het Vondelpark. Aaltje, die in 1900 op hoge leeftijd stierf, schijnt meteen weer aan een nieuwe verzameling begonnen te zijn. Lang heeft het Amsterdamse Broeker Huis in Amsterdam niet bestaan. In 1887 moest het museum wegens gebrek aan belangstelling zijn deuren sluiten. Veel is toen gekocht door een rijke weduwe, Adriana Sophia Lopez Suasso-de Bruijn, die bij haar dood in 1890 alles naliet aan de stad Amsterdam. Dat is de reden dat al die Broekse oudheden zich nu in het Amsterdam Museum bevinden.

Portugese journalist over Broek
In 1883 had Amsterdam een heuse Wereldtentoonstelling op haar grondgebied. Het wemelde in de stad van de buitenlandse gasten. Je zou kunnen zeggen dat zij even Amsterdammer onder de Amsterdammers waren (de één wat meer dan de ander natuurlijk). Zo ook de Portugese journalist Ramalho Ortigão, die in 1883 naar Nederland kwam als correspondent van de Braziliaanse krant Gazeta de Notícias. Hij wist niet wat hij zag in Broek in Waterland. Hij bezong in het algemeen de Nederlandse properheid, maar in dat dorpje ten noorden van Amsterdam werd het hem allemaal wat te veel. "Broek-in-Waterland is, op zindelijkheidsgebied, om zo te zeggen een geconcentreerd vleesextract, getrokken uit het rund dat Holland heet. De nationale deugd der properheid wordt hier tot een ethnologische epidemie, een idée fixe, een algemene waanzin. De mensen daar zijn van de boenduivel bezeten. Het zijn de epileptici van de bezem, de convulsionaires van de borstel, zij lijden aan een schoonmaakwoede, die aan het delirium grenst." Het hilarische citaat is afkomstig uit een boek dat Ortigão later over zijn verblijf in Nederland schreef: A Holanda (vertaald als Holland 1883).