Ik denk niet dat ik ooit in mijn leven zo zenuwachtig ben geweest. Het lekenpraatje vond ik niet zo eng, maar dat openbare examen wel. Het gaat maar om drie kwartier, tot het beroemde ‘hora est’. Maar in die drie kwartier krijg je van de hooggeleerde commissieleden wel een aantal verschrikkelijk lastige vragen te beantwoorden. Vragen die je vooraf niet hebt gezien. En je weet de hele tijd: als je faalt, dan is de hele zaal daarvan getuige.
Gelukkig zat die zaal vol met vrienden, dat scheelde. En ik had twee voortreffelijke paranimfen aan mijn zij, dat hielp ook. Lang verhaal kort: de buit is binnen. Die bul (in enorme rode koker) neemt niemand me meer af.
Sommige mensen vroegen me of ik het moeilijk vond om na al die jaren te scheiden van Piet. Gelukkig is dat nog lang niet aan de orde. In januari komt de handelseditie van mijn proefschrift uit, tegelijk met een kleine presentatie over Van Eeghen in de schatkamer van het Stadsarchief. Die mag ik de komende weken samenstellen, geweldig om te doen. En in 2024 komt er zelfs een hele tentoonstelling over Van Eeghen in het Amsterdam Museum aan de Amstel.
Jullie zijn voorlopig nog niet van Piet en mij af.