Een paar maanden geleden zaten we nog met een klein gezelschap van erfgoedinstellingen bij minister Bussemaker om te praten over het gedeelde slavernij verleden. Uit haar speech tijdens de Keti Koti-herdenking op 30 juni 2016 was al gebleken dat dit voor haar zowel politiek als persoonlijk belangrijk is. Op 9 februari 2017 zat de Lichthal van het Tropenmuseum vol: een groot gezelschap van erfgoedprofessionals, museumcuratoren, onderzoekers en theatermakers. Wit en zwart. Gelukkig maar, want het zouden niet alleen de nazaten van de tot slaaf gemaakten moeten zijn, die zich bekommeren om dit verleden. En bovendien, de meeste mensen die werken bij de instellingen die dit verleden moeten tonen, zijn wit.

Panel over erfgoedinstellingen,presentator Nicole Terborg  Julie Marthe Cohen (Joods Historisch Museum) Prof. dr. Wayne Modest (Tropenmuseum/Vrije Universiteit) Annemarie de Wildt (Amsterdam Museum) Prof. dr. Tinde van Andel (Universiteit van Leiden),  foto Julie Lynne Weber

Panel over erfgoedinstellingen,presentator Nicole Terborg Julie Marthe Cohen (Joods Historisch Museum) Prof. dr. Wayne Modest (Tropenmuseum/Vrije Universiteit) Annemarie de Wildt (Amsterdam Museum) Prof. dr. Tinde van Andel (Universiteit van Leiden), foto Julie Lynne Weber

Een uitzondering is Wayne Modest, van het Research Center for Material Culture, het wetenschappelijk instituut van het National Museum van Wereldculturen. Hij was de organisator van de themadag, waar Annemarie van Eekeren en ik beiden een rol hadden in panels over erfgoedinstellingen en over onderwijs. Alex van Stripriaan rekende voor dat slechts 10-12% van de Nederlandse slavernijonderzoekers van ‘african descent’ is en wierp de vraag op of kleur en achtergrond van belang zijn als het gaat om het onderzoeken en tonen van de erfenissen van slavernij. Witte museummensen hebben vaak niet eens door hoe intimiderend en weinig representatief hun instellingen kunnen zijn. Er is nog veel werk aan de winkel. In alle schoolboeken komt slavernij aan de orde, maar het percentuele aandeel neemt af in plaats van toe. Uit onderzoek blijkt dat met name op ‘zwarte scholen’ leerkrachten veel aandacht besteden aan het onderwerp.

Patriottisme én uitbuiting

Bussemaker riep in haar toespraak musea op om met andere ogen naar hun collectie te kijken en om die van nieuwe verhalen te voorzien. Een schilderij over een zeeslag dat eerder vertelde over trots en patriottisme kan óók over uitbuiting en overheersing gaan. Later vertelde Rijksmuseum-conservator Evelien Sint-Nicolaas dat ze sinds een tijdje in hun “hoogtepunten-tour” ook bewust het dieptepunt slavernij verwerken en de rondleiders aanmoedigen hier met het publiek over in gesprek te gaan.  Als goed voorbeeld van nieuwe manieren om het verhaal over slavernij te vertellen noemde de minister het Kabramasker dat het Amsterdam Museum opgenomen heeft in de collectie. 

Nieuwe visie

Bijeenkomsten als deze laten zien dat er sinds de 150-jarige herdenking van de afschaffing van de slavernij, toch wat stappen gemaakt zijn. Maar we zijn er nog lang niet, zoals Simone Zeefuik ons eloquent en krachtig liet weten. “We hebben meer nodig dan nieuwe feiten, we hebben een nieuwe visie op de geschiedenis nodig”. In die visie is 1863 bijvoorbeeld niet het einde van de slavernij. Omdat de plantage-eigenaren hun arbeidskrachten niet konden missen, moest het merendeel nog tien jaar op de plantages blijven werken. In haar powerpoint had ze een foto uit de collectie van het Amsterdam Museum: de zwarte button met 1873, die door veel mensen gedragen wordt tijdens herdenkingen. We hebben deze krachtige correctie op het officiële geschiedverhaal, bedacht door Perez Jong Loy, meteen opgenomen in de museumcollectie. 

Simone Zeefuik met op scherm beeld uit Amsterdam DNA, foto Rik Herder

Simone Zeefuik met op scherm beeld uit Amsterdam DNA, foto Rik Herder

Maar Simone had ook kritiek op het Amsterdam Museum, met name vanwege de manier waarop slavernij behandeld wordt in Amsterdam DNA. Vaak wordt over discussies over slavernij gezegd dat ze oncomfortabel zijn. Volgens Simone Zeefuik moeten we beter nadenken voor wie en waarom ze oncomfortabel zijn. De verbeelding van tot slaaf gemaakten in Amsterdam DNA is voor haar behoorlijk oncomfortabel. Simone’s opmerkingen  tijdens een tour rond de tentoonstelling Zwart Amsterdam hebben er inmiddels toe geleid dat één van de door haar verafschuwde beelden veranderd is. Daar is ze blij om. “En nu de rest nog”.

Transnationaal

Slavernij en slavenhandel waren transnationaal, en gelukkig zijn het onderzoek en educatie dat deels ook. Catherine Hall vertelde over het indrukwekkende project Legacies of British Slave-ownership dat slavernij plaatst in metropolitan Britain en niet alleen in de koloniën. Dat betekent ook een kanteling in het zelfbeeld van bijvoorbeeld de Londense wijk Bloomsbury, waar dus niet alleen intellectuelen bleken te wonen, maar ook veel slaveneigenaren. Het Engelse project was inspiratie voor het Nederlandse mapping slavery project, dat onder andere resulteerde in de Gids Amsterdams Slavernijverleden

Happy Room

Op de uitnodiging stond de foto Happy Room uit de serie Slaves of Holland van fotograaf Nardo Brudet. Zijn werk hing ook op de Zwarte Bladzijde van de Gouden Eeuw in het Amsterdam Museum.

Nardo Brudet, Happy Room

Nardo Brudet, Happy Room

Jean Francois Maricom, de nieuwe curator van het International Slavery Museum Liverpool, was lyrisch over de foto van Brudet. Hij is zelf ook kunstenaar en wil kunst een grotere plaats geven in het vertellen van het verhaal over slavernij. Jean Francois was betrokken bij de oprichting van het Mémorial ACTe over de (erfenis van) slavernij in Guadeloupe, dat zich nadrukkelijk ook richt op de rest van het Caraibisch gebied. In Guadeloupe is het moeilijk om te praten over slavernij. Door dit soort foto’s kan een gesprek op gang komen. De waarde van gesprekken kwam ook aan de orde in de workshop met theatermakers. John Leerdam vertelde hoe mensen onder de indruk waren van elkaars verhalen tijdens de Keti Koti-maaltijd die ooit in het Amsterdam Museum gehouden was. Maar in de workshop werd ook geconstateerd hoe vergankelijk theater is en hoe belangrijk het is om bruggen tussen verschillende generaties (van makers) te blijven slaan. 

Staande ovatie

Eregast was Dr. Lonnie Bunch, directeur van het Smithsonian National Museum of African American History and Culture die ‘s avonds een staande ovatie kreeg.

Wayne Modest en Lonnie Bunch, foto Kirsten van Santen (copyright)

Wayne Modest en Lonnie Bunch, foto Kirsten van Santen (copyright)

Opvallend is dat 77% van de tickets voor het avondprogramma gekocht is door voornamelijk in Amsterdam wonende jongeren tussen de 18 en 35 jaar. Hieruit blijkt een grote behoefte onder Amsterdamse jongeren om het slavernijverleden bespreekbaar te maken.

Publiek tijdens het avondprogramma, foto Kirsten van Santen (copyright)

Publiek tijdens het avondprogramma, foto Kirsten van Santen (copyright)

Hopelijk komt een aantal van hen ook naar het Amsterdam Museum voor de lezing van Ellen Neslo op 19 februari over de grote gemeenschap in het negentiende-eeuwse Paramaribo van mensen die zichzelf en elkaar vrij hebben gekocht. Een mooie combinatie van academisch onderzoek en kunst. Die dag wordt ook een nieuwe aanwinst gepresenteerd: een schilderij van Ken Doorson, die met zijn portret van een vrouw met manumissiebriefje een brug slaat tussen verleden en heden.