De symposium-middag in de Javastraat begon met een kopje Turkse of ‘gewone’ thee. De kleine tentoonstelling over (de winkels van) Amsterdam Oost was en is nog steeds te zien voorin Mustafa’s koffiehuis. Achterin waren alle mogelijke stoelen verzameld en de koffiehuispoes genaamd Tijger leek het niks uit te maken dat vreemde mensen zijn domein tijdelijk overnamen. Paul Spies overhandigde het boekje Dilemma’s, aanbevelingen en resultaten project buurtwinkels aan Marineke van der Reijden van het Mondriaan Fonds, dat het project mede mogelijk maakte.
In de drie daaropvolgende workshops werd dieper ingegaan op een aantal aspecten van de tentoonstelling en het project: werken met vrijwilligers, doelstellingen en resultaten van het project en ‘eigentijds verzamelen’. Ik was benieuwd te horen over de resultaten van het buurtwinkelproject. Toen ik in het museum meewerkte aan de voorbereiding van de tentoonstelling was het ‘eigentijds verzamelen’ nog een belangrijk aspect. Door de tentoonstelling zou het museum aan meer eigentijdse voorwerpen kunnen komen, niet zozeer binnengebracht door de conservatoren, maar door vrijwilligers en publiek. Dat was eerst het plan althans. Het museumpubliek reageert vaak positief op voorwerpen die ze herkennen uit het dagelijks leven, maar het zelf aandragen van objecten bleek in de praktijk geen vanzelfsprekendheid. Wat is interessant voor het museum? Waarom zou het museum iets willen hebben dat gewoon te koop is in een winkel? Wat te kiezen uit de enorme hoeveelheden voorwerpen die bijvoorbeeld in de Javastraat te vinden zijn? Ook in de workshop van Annemarie de Wildt bleek hoe verschillend mensen denken over wat verzameld zou kunnen worden. Annemarie stuurde ons de Javastraat in met de opdracht te kijken naar interessante objecten. Waarom is een voorwerp interessant om te bewaren? Wat vertelt een object ons? Mijn medeverzamelaar en ik richtten ons vooral op de veranderingen die we in het straatbeeld zagen. De Davidsterren in de ramen boven een supermarktje, de ster van de Marokkaanse vlag op een reclamebord of de ouderwetse reclames op de pui van een voormalige kledingzaak deden ons afvragen hoe het er vroeger uit zou hebben gezien. Wie winkelde er toen? Wie waren de winkeliers? Andere workshopleden waren op hele andere zaken gevallen. Ze wilden de uitstallingen van winkels fotograferen: de tientallen soorten groentes, kruiden, broden, afgewisseld met stoffen, speelgoed en huishoudelijke spullen. Misschien was het een goed idee de diploma’s te verzamelen; tekenen van opleiding, vakkennis en trots die in de winkels aan de muur hangen. Maar bewaar je die dan in de lijst, zoals ze in de winkel hangen, en plaats je ze in het museum of neem je alleen het papier en bewaar je het in een archief? Lastige vragen die een conservator zich dagelijks stelt.
Na de workshops was het tijd voor pauze en een kopje Turkse thee voordat Paul van de Laar een korte lezing zou houden. Ik sprak met één van de mensen die bij buurtwinkelproject van het Theo Thijssen Museum in de Jordaan betrokken was. Hij vertelde over hoe zij al langer bezig waren geweest met het thema en mensen in de buurt enthousiast hadden gemaakt. Nog steeds zijn de resultaten daarvan zichtbaar weet ik uit ervaring. Onder meer in de Nieuwe Leliestraat hangen achter veel ramen posters met informatie over winkels die vroeger in het pand zaten. Marja Heimering, één van de vrijwilligers van het Amsterdam Museum maakte een fotoserie over de vroeger zo drukke Nieuwe Leliestraat. Oude foto’s uit het Stadsarchief en foto’s van Marja waren naast elkaar te zien in het Theo Thijssen Museum en leverden ook voor het museum weer nieuwe informatie op over de buurt.
Paul van de Laar, hoofd collecties van het Rotterdams Museum, schetste na de pauze de theoretische context. Van de Laar sprak over het idee van een democratisch museum en hoe dit volgens hem bewerkstelligd zou moeten worden. In zijn ogen is een democratisch museum een instantie die het publiek betrekt bij de kerntaken van het museum, het verzamelen en presenteren van die verzameling. In Rotterdam probeert men dat net als in Amsterdam te doen door de wijk in te trekken. Ze gaan zelfs zo ver dat ze één van hun gebouwenbinnenkort afstoten. Jammer, vind ik, omdat een museumgebouw niet slechts een architectonisch omhulsel is, maar ook betekenis geeft aan objecten en publiek. Het is een mooi gegeven om als museum naar de mensen toe te gaan en hen aan te spreken in hun eigen omgeving. Maar ik denk dat het nog mooier is om te bewerkstelligen dat mensen zich ook op een andere plek thuis voelen. Volgens mij ligt het democratische aspect van een democratisch museum in het idee dat je mensen deelgenoot maakt van het museum en ervoor zorgt dat zij voelen dat zij onderdeel zijn van het museum, dus ook van een museumgebouw. Hans Belting, kunsthistoricus, sprak onlangs bij een lezing over de toekomst van het museum (Future Museum) en noemde dit ‘belonging’, het gevoel dat je er bij hoort in de letterlijke en figuurlijke context van het museum. Dáár ligt de ultieme uitdaging van musea naar mijn mening: het in contact komen met publiek in wijken en buurten, maar vooral ook ervoor zorgen dat het publiek het museum (het gebouw met een collectie) beschouwt als, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, home awayfrom home.
Na het symposium en een borrel in het koffiehuis ging een klein groepje vrijwilligers, medewerkers van het museum en paar anderen waaronder ik eten bij het nieuwe restaurant van Mustafa. Zijn vrouw had voor ons een fantastisch zes-gangen-diner gekookt waarbij de hele Turkse keuken aan ons werd gepresenteerd. Toen de meeste mensen al weg waren spraken we met Mustafa over zijn toekomst, het museum en het koffiehuis. Hij vertelde dat de hele straat was veranderd door het museumproject: mensen waren trots dat ze zo in de spotlights stonden en het contact in de straat onderling was intenser geworden. Over zijn eigen koffiehuis vertelde hij dat de vaste gasten het eerst moeilijk hadden gevonden dat ‘vreemdelingen’ binnenkwamen, de tentoonstelling kwamen bekijken, zelfs koffie kwamen drinken! Maar na verloop van tijd raakten zij gewend, zelfs zo ver dat zij de rol van gastheer konden spelen en konden uitleggen wat er te zien was over de geschiedenis van de straat, de winkels, producten en mensen, wanneer de afgevaardigde uit het museum even afwezig was. De vaste gasten werden deelgenoot van het project doordat zij erover gingen vertellen en de vreemdelingen in het koffiehuis werden geaccepteerd in de voor hen nieuwe omgeving. Mustafa zei dat hij door het buurtwinkelproject en de positieve ervaringen van oude en nieuwe gasten het idee had gekregen zijn zaak wat te gaan veranderen. Misschien moet er een lunchkaart komen met broodjes en koffie met lekkers in de zomer op het terras, kan er een studentenavond worden georganiseerd voor de studenten uit de buurt? Het advies en goede ideeën van een jonge Nederlandse man of vrouw kan hij daarbij goed gebruiken, zodat ook anderen dan zijn vaste gasten, bestaande uit wat oudere Turkse mannen, zich thuis gaan voelen in het koffiehuis.
De middag en avond in Mustafa’s zaken waren een mooie afsluiting. Ik vond het bijzonder dat er tijdens het symposium zo open gepraat werd over de resultaten van het buurtwinkelproject. Het verbaasde me niks dat Annemarie de Wildt alweer bezig was met de volgende toevoegingen aan de museumcollectie. Bijzonder was het te horen dat het museum – te mooi om te durven denken van te voren – zo’n rol heeft kunnen spelen in de buurt. Ik ben benieuwd naar de toekomst en hoop dat het museum nog meer prachtige resultaten zal behalen in de buurten van de stad, maar vooral dat het hart van het museum, het museumgebouw tussen Kalverstraat en Nieuwezijds, als huis zal voelen voor alle Amsterdammers.
Publicatie
Download hieronder de publicatie 'In de Aanbieding - Dilemma’s, aanbevelingen en resultaten project buurtwinkels'