Gregorius de Grote is ook de geschiedenis ingegaan als auteur van vele boeken en brieven én als de allereerste paus die zich servus servorum Dei (dienaar van hen die God dienen) noemde, en die bovendien naar dit predicaat zou hebben geleefd. Gregorius’ geschriften waren ooit een belangrijke bron van de katholieke moraaltheologie. Indien de prelaten in de Sixtijnse kapel deze week op zoek gaan naar een model voor de nieuwe paus, één die net zoals hij tot de nodige hervormingen in staat is, zouden ze best eens stil kunnen staan bij de figuur Gregorius en zijn Liber regulae pastoralis (Pastorale regel). Met dit werk heeft hij de Kerk een model voor de ideale bisschop willen geven.

In het laatste hoofdstuk van zijn Pastorale regel beschouwt Gregorius het grote belang van nederigheid, waarvan ook elke kardinaal zich volgens hem dient te kwijten: Wanneer men er behagen in schept veel deugden te hebben bereikt, is het goed om na te denken over de eigen tekortkomingen en zich te vernederen: in plaats van het volbrachte goede te bezien, moet men nagaan wat men verwaarloosd heeft te volbrengen.

Op de afgebeelde plafondschildering zien we een rijk geklede kerkelijk leider met staf en mijter op een wolk gezeten. Naast zijn linkeroor vliegt een witte duif, symbool voor de Heilige Geest, die Gregorius zou hebben geïnspireerd bij het schrijven van zijn boeken. Het is één van zes doeken van zgn. ‘Kerkvaders’ en ‘Kerkleraren’, die Jacob de Wit in 1729 vervaardigde voor de pastoriebibliotheek van de kerk van Sint-Antonius van Padua – in de volksmond beter bekend als de Mozes en Aäronkerk –, gelegen tussen de Jodenbreestraat en het Waterlooplein.

De huiskerk, die destijds op deze plek stond, behoorde toe aan de franciscaanse orde. Jacob de Wit was daar waarschijnlijk parochiaan en moet een goede band met de pastoor en de franciscanen hebben gehad, aangezien hij voor al zijn prachtige schilderingen in de pastorie vriendenprijzen heeft gerekend.