Wij hebben gesproken met een buurtbewoner die nog steeds met plezier in deze buurt woont. Hij vertelde heel enthousiast over vroeger. De melkman, de zuurman, de scharenslijper die langs de deur kwamen met hun producten. De kinderen die op straat speelden: voetballen, knikkeren en touwtje springen. Men had niet veel en toch waren mensen gelukkig.

Vroeger waren er in de buurt diverse speciaalzaken zoals: speelgoedwinkels, slagers, duurdere schoenenwinkels en de kruidenier. Een kruidenier verkocht kaas, brood, melk, en kleine levensmiddelen.

Er waren geen computers, bestellingen werden op een bloknoot geschreven. Je kon op afbetaling kopen. Ook kon je als je de eigenaar goed kende buiten de openingstijden iets uit de winkel kopen en later betalen.

De meeste winkels hadden geen bedrijfskleding in sommige winkels droeg men een stofjas zodat de eigen kleding niet vuil werd.

Men kende geen koopavond en geen koopzondag. Wel waren de winkels op vaste dagen dicht. De slager op maandagmiddag en de groenteman op woensdagmiddag. De winkel was meestal van 9.00 uur tot 18.00 uur open en tussen de middag ging de winkel dicht en kon men gaan lunchen. Meestal woonde men boven de winkel en moest iedereen mee helpen. Als men een eigen winkel had ontving men geen kinderbijslag en was men verplicht bij het particulier ziekenfonds aangesloten.

De prijzen waren vroeger lager en in guldens, kwartjes etc., maar men verdiende ook minder. Cola bijvoorbeeld was heel duur maar ook bijna niet te krijgen. De winkels hadden gewone kassa’s met een slinger en je moest zelf uitrekenen hoeveel je terug moest geven.

Ik vond het interessant want ik wil altijd meer weten over vroeger. Hij heeft veel over vroeger verteld dingen die ik tot nu toe niet wist. Ik besef nu hoe goed ik het heb en als ik het moeilijk heb zal ik aan gesprek terug denken.