In het Amsterdam Museum wordt tijdens Van Oostsanen - de eerste Hollandse meester een aantal pelgrimsinsignes getoond. Stille getuigen van vaak lange en zware voettochten. Welke weg hebben deze insignes afgelegd?
Pelgrimsinsignes uit Amsterdam
De middeleeuwen kenmerken zich door rampspoed van velerlei aard. Om iedere hoek loert gevaar. Een pelgrim verlaat huis en haard om steun en kracht bij God te vinden. Hij reist naar graven en relieken van heiligen en doet plaatsen aan waar door goddelijke ingeving wonderen tot stand zijn gebracht. En steeds weer hoopt de geplaagde pelgrim de kracht die van de heilige overblijfselen of gebeurtenissen uitgaat deelachtig te worden.
De eerste pelgrims reizen op eigen gelegenheid. De wegen zijn lang en zwaar en er ritselen rovers in het struikgewas; ze zijn eenzaam en kwetsbaar. Spoedig vinden ze steun en bescherming bij elkaar. De zo typerende pelgrimsmantel, -tas en –hoed, en de pelgrimsinsignes op de brede randen van die hoed bevorderen de herkenbaarheid.
De door vele voeten platgetreden paden naar populaire oorden wor¬den vaste pelgrims-routes waarlangs kerken en kapellen verrijzen. In door kloosters onderhouden gasthuizen kan de vermoeide en vaak zieke pelgrim zijn hoofd te ruste leggen en op diverse pleisterplaatsen kan hij zijn honger stillen en zijn dorst lessen. Er ontstaat een netwerk van ´cateraars´ langs de lange routes; er wordt goed voor de reizigers-in-naam-van-God gezorgd.
Zoveel pelgrims, zoveel redenen om te pelgrimeren. Toch zijn er grote lijnen te ontdekken in hetgeen hen beweegt. De meesten hopen op genezing van ziekten of zij bezoeken het bedevaartsoord uit dank voor verkregen genezing of verleende gunsten. Daarnaast wordt er gepelgrimeerd om aflaten te verdienen, waarmee de straf voor de zonden, die in het hiernamaals uitgeboet moet worden, verkort of kwijtgescholden kan worden. Niet alleen bovenaardse maar ook de ondermaanse straffen kunnen door een bedevaart ingewisseld worden. Zowel de Kerk als de rechtbank kan een boetevaart opleggen waarbij de aard van het vergrijp correspondeert met de zwaarte van de vaart.
Als aandenken aan hun dikwijls lange en zware tocht nemen de pelgrims insignes uit de door hen bezochte plaatsen mee; kleine, doorgaans lood-tinnen, voor de massa vervaardigde plaatjes met de beeltenis van de heilige of de heilige gebeurtenis. Deze metalen plaatjes dienen niet alleen als souvenir, de pelgrim put er kracht uit. Ze zijn heilbrengend en kwaadafwerend en als ze in aanraking zijn geweest met het heilige worden de insignes als aanstrijkreliek vereerd. De kracht die van het heilige uitgaat is dan overgegaan op door de pelgrim zo gekoesterde kleinood.
In talloze pelgrimsoorden gaan de pelgrimstekens als warme broodjes over de toonbank. Desondanks wordt eeuwen later slechts een handjevol insignes door de met geschiedenis doordrenkte oude aardlagen prijsgegeven.
Er zijn inmiddels enkele tientallen exemplaren teruggevonden, die het Mirakel van Amsterdam memoreren. Slechts één ervan kan met zekerheid aan Amsterdam worden toegeschreven. Het insigne toont het moment waarop de huishoudster de ongeschonden hostie uit het vuur neemt. Op de overige Amsterdamse insignes wordt een in een monstrans gevatte hostie aan de gelovigen gepresenteerd.
Dat ene voor Amsterdam zo typerende insigne wordt tentoongesteld. Nota bene op steenworp afstand van waar het gevonden is, daar waar het in 1345 allemaal begon; op het Rokin.
1658 keer bekeken