Als Willem het Vroegste Amsterdamse Schetsboekje van Jacob Cornelisz. in handen krijgt wordt hij stil. Vol bewondering bladert hij erdoorheen, bladzijde voor bladzijde in zich opnemend. Op de vraag waarom de schetsen hem zo fascineren komt hij weer terug op de wereld: “Deze schetsen getuigen van een voor die tijd ongebruikelijke manier van kijken. Een manier, die mij frappeert.”

Willem vervolgt: “In die tijd, dus vijfhonderd jaar geleden, was het gebruikelijk om alles en iedereen hemels weer te geven, zo mooi mogelijk. Maar kijk eens naar de man met hazenlip op folio 16r. Jacob heeft daar iemand uit het leven getekend; deze man staat voor een onvolmaaktheid die normaliter werd weggemoffeld. Jacob begon in zijn tijd te kijken naar de werkelijkheid. In de middeleeuwen was het gebruikelijk om legerpaarden een snee in de neus te geven, dan konden ze minder goed hinniken, zodat vijandelijke paarden elkaar pas veel later opmerkten. Zou de maker van deze schets, de hazenlip hiermee associëren?”

Willem komt, net als Jacob, uit een schildersfamilie. “In onze familie werd altijd geroepen: kijk en bekijk de dingen zoals ze in werkelijkheid zijn. Bij Jacob –of zijn familieleden – gebeurde dat op dezelfde manier. Je ziet het aan zijn schetsen en bijvoorbeeld ook op het schilderij van David en Abigail. Kijk eens naar de slagschaduw achter de benen van het paard! Het is zó geweldig dat hij die gezien heeft, hoe is het mogelijk: in die tijd!”

Dat het moeilijk is om exact aan te geven wie welke schets gemaakt heeft, legt hij als volgt uit. “Als jochie heb ik eens een boom getekend en liet die zien aan mijn grootvader. Later zag ik in het Mesdagmuseum, waar hij exposeerde, exact dezelfde boom op zijn schilderij. Ik stond perplex, maar bedacht me later dat het eigenlijk niet zo toevallig was, want de manier van kijken zit in onze familie, in de genen. We kijken allemaal op dezelfde manier en zien dezelfde constructies: hoe ziet een stam eruit, hoe zit de schors, hoe hangen de blaadjes aan de takken.”

“Dat zal in Jacobs familie niet anders geweest zijn, zo leerden ze van elkaar! Daarom is het zo moeilijk om erachter te komen wie exact de maker van het schetsboekje is. Het zou best Cornelis Anthonisz., de kleinzoon van Jacob, geweest kunnen zijn, absoluut niet ondenkbaar, maar dat het uit Jacobs familie of werkplaats komt is wel zeker,” aldus Willem Vaarzon Morel.