De uniforme kleding van het Amsterdams Burgerweeshuis was wel heel apart: de jasjes van de jongens en de jurken van de meisjes waren tweekleurig, links rood en rechts zwart – de kleuren van het Amsterdamse stadswapen. Koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) vond dat maar een rare zaak, alsof liefdadigheid door de gemeenschap zo nadrukkelijk getoond moest worden. Morrend gaven de Regenten toe aan zijn opdracht van 1808 het uniform te vereenvoudigen. Deze maatregel gold voor alle weeshuizen in het land. Het uniform werd nu egaal zwart met enkel de initialen van het weeshuis in witte letters erop gestikt: BWA. De komst van een Oranje-vorst na de Franse Tijd (1795-1813) grepen ze graag aan om het traditionele uniform weer ingevoerd te krijgen. De burgemeesters konden dat niet weigeren, want bij zijn bezoek op 25 februari 1816 had de koning zelf de wens te kennen gegeven dat het oude uniform weer zou worden ingevoerd. De suggestie van Willem I (1814-1839) werd hetzelfde jaar nog opgevolgd, vanaf augustus droegen de kinderen weer het oude uniform. De blauwe broek van de jongens echter bleef vervangen door een zwarte.

In 1919 kwam er een einde aan het verplichte uniform. Sommige wezen bleven het nog een tijdje dragen, maar een paar jaar later was het geheel in onbruik geraakt. Een serie gekleurde prentbriefkaarten hield toen deze klederdracht in romantische herinnering.