Volle wezen

Er waren heel veel, ze noemden het ‘gasthuiskinderen’ waarvan de moeder in het ziekenhuis lag en de vader er niet voor kon zorgen. Die gingen weer weg. Maar echte volle wezen – ik heb ze niet gekend. Je had burgerwezen en stedelingen. Die burgerwezen die werden toch veel meer voorgetrokken dan wij, dan was er een gulden vijftig betaald door de ouders toen ze nog leefden, en dat was bij mij niet. Ik was niks, je telde nauwelijks mee. Zij hadden een streepje voor bij ons, ongelooflijk voor die f 1,50, maar ja, als je negen kinderen hebt, heb je dat geld toch niet?

Telde niet mee

Ik was stapelgek op mijn vader en mijn vader op mij. Nou, die pleegde zelfmoord en een paar weken later zat ik een weeshuis, verschrikkelijk, dat heb ik nooit kunnen verwerken. Achteraf denk ik, oh pap, je moest eens weten wat je me aangedaan hebt. Maar als je daar was - je telde gewoon niet mee, er werd niet naar je omgekeken. Ik heb heel wat afgehuild, hoor, daar.

Zwerven

De anderen gingen in de rij ’s morgens met de juffrouw of de meester naar school, hè, dat was in de Jordaan ergens. Maar ik moest naar de huishoudschool, als enige. Ik liep dan van de Kalverstraat naar het Hortusplantsoen. Er was niks te doen op die huishoudschool, dus ik ging eigenlijk nooit en dat hebben ze nooit gemerkt. D’r werd nooit eens gezegd van ‘Waar is dat kind?’ en wat deed ik dan: ik bleef op het Waterlooplein rondhangen.

Betrapt

Ik zwierf echt overal in Amsterdam. Ik werd ook een keer betrapt op de Rozengracht, toen kwam ik een juffrouw op de fiets tegen van het weeshuis, dat was de enige waar ik heel goed mee op kon schieten en die heeft me verraden. Nou, toen wist ik het al, moest ik op kantoor komen. Toen heb ik ook heel veel straf gehad, een week niks op brood. Je zat aan die lange tafels en die anderen hadden wel wat op hun brood en jij niks. Ja, ik heb heel veel straf gehad. Nou, ik ben ook eens naar Wormerveer gegaan met een van de meisjes, naar een tante die had daar een heel mooi groot huis. Toen kwam ik daar en heeft ze ons een paar dagen daar gelaten. Maar ja, de straf bleef niet weg, dus toen heb ik een tijdje bij de baby’s moeten slapen als vernedering. Kijk dat is vernedering, als je dertien, veertien jaar bent en je moet daar slapen.

Lichte kousen

Alles wat we droegen was van het weeshuis: een zwarte cape met een baret, hoge zwarte schoenen, zwarte kousen, dat was vreselijk. Ik moest af en toe op de linnenkamer werken, en dan pikte ik altijd een paar lichte kousen, ja, dat was voor mij zo iets bijzonders, lichte kousen. Kijk dat hadden nou die burgerwezen wel, en wij niet. Ja, ik was brutaal hoor, dus dan nam ik gewoon een paar lichte kousen mee in mijn cape, diep in die zak. Niet dat ik het ging stelen, maar om aan te trekken. Je had vlak bij de ingang Gerzon, daar ging ik in de paskamer en deed ik mijn zwarte kousen uit en die lichte aan. Maar ik bracht ze ook keurig weer terug, want ja, wat moest ik ermee?

Alleen op de Wereld

‘s Avonds na het eten zat je aan lange tafels, en de een zat dan te breien, en die zat te lezen, maar wel mondje dicht, hè, er werd niet gepraat. Er zat een juffrouw aan een tafeltje en die bekeek dat allemaal, ik weet nog precies hoe ze heette: juffrouw Mink. Dan ’s avonds in colonne naar boven, naar de slaapzalen. We sliepen in hele grote zalen, met twee rijen bedden. Ik las nogal graag en dan zaten alle kinderen al in bed en dan ging ik voorlezen, dat heb ik altijd gedaan, dat vond ik zo heerlijk. Die juffrouwen vonden dat prachtig, want iedereen was doodstil. Dan las ik voor uit Alleen op de Wereld en zat iedereen te huilen.

Fiets

Toen ik 21 werd, moest ik terugkomen en toen kreeg ik een fiets. Je moest daarvoor naar de Overtoom, naar Fiets Simplex en daar mocht ik er een uitzoeken. Ik weet nog precies wat ie kostte: 225 gulden. In die tijd was dat een hoop geld. Ze hadden toch wel al die jaren wat voor me weggezet. En die fiets heb ik nog steeds, hij staat beneden in de berging. Een prachtige fiets hoor, een Simplex Victory. 63 jaar staat die er nu. Ik zeg: die fiets blijft staan tot ik er niet meer ben.

Filmpje

Remco de Boer filmde zijn moeder op de dag van de reünie in het Amsterdam Museum: