Aat Veldhoen had in 1964 de rotapers ontdekt: een manier om goedkoop, snel en in grote oplage te drukken. Robbie zorgde voor een bakfiets en voor 3 gulden per stuk verkochten ze prenten of ze deelden ze uit bij de wekelijkse happenings rond het Lieverdje. Een tijdje geleden trof ik in de Rijksmuseum bij de tentoonstelling van Veldhoen’s rotaprenten een man uit Aerdenhout, die daar aan zijn dochter en aan mij vertelde hoe hij de prenten kocht vanaf de bakfiets. Zijn oudere broer, een kunstverzamelaar vond het maar niets: met dat soort prijzen daalde de marktwaarde van kunst. Veldhoen wilde dat iedereen zijn rotaprenten aan de muur kon hangen, hij maakte zijn werk niet voor de mapjes van verzamelaars. Ze werden ook in een gewone winkel verkocht, bij de firma Gort op de Prinsengracht. Vooral het neukende stel verkocht goed. Volgens justitie was het echter zinnenprikkelend.

Happenings

De NRC schreef in de necrologie bij Grootveld’s dood in 2009 dat hij voor korte tijd het middelpunt was van de fusie tussen anti-burgerlijk individualisme en politiek engagement. Ver voor het revolutiejaar 1968 kwamen in Amsterdam twee nieuwe culturen samen: de artistieke en existentialistische kunstenaarscultuur uit Parijs in de jaren vijftig, en het democratiseringsstreven van de naoorlogse ‘babyboomers’ dat overwaaide uit de Verenigde Staten. De happenings van Grootveld bij het Lieverdje, waar hij als een soort Zwarte Piet raasde tegen de consumptiemaatschappij, het klootjesvolk, de misselijk makende middenstand en rookverslaving, trokken rebelse jongeren, de ‘nozems’, kunstenaars en politiek geëngageerde jongeren. Uit deze mix ontstond Provo.

Marihuana goeroe

Grootveld was afkerig van het politiegeweld op het Spui en hield op met de happenings. Hij bleef betrokken bij een deel van Provo, maar voornamelijk als ‘marihuana goeroe’, zoals Jurriaan Lam hem noemt in zijn masterscriptie Anarchisme en LSD over relatie tussen Provo en de psychedelische scene in het midden van de jaren zestig. Grootveld had altijd een voorraad wiet en centrale Provo figuren als Rob Stolk, HansTuijnman, Peter Bronkhorst en Auke Boersma kwamen vaak langs. Hasj roken was op zichzelf al een provocerende handeling vonden de provo’s.

Vlotten

Grootveld’s belangstelling voor drugs en fascinatie voor boten kwamen later bij elkaar in de Lowlands Weed Company. Vanaf een boot werden wietplanten verkocht. Hij vertelt erover in dit filmfragment uit 1972. Later legde Robert Jasper zich helemaal toe op het maken van vlotten van piepschuim. Zijn doel was een grote hoeveelheid drijvende, begroeide eilanden. In deze documentaire uit 1997 is Grootveld te zien op zijn vlot Frya en zijn werkplaats op Borneo-eiland. Achter het IISG liggen nog steeds enkele van zijn eilanden.

‘Wat hebben we het góed’

Robert Jasper woonde en werkte niet ver van de woning annex atelier van Aat Veldhoen. Soms keerde Grootveld zich tegen zijn oude vriend, die meer succes had in het leven dan hij, en stond tierend en schreeuwend voor de deur van Veldhoen. Aan het einde van zijn leven was de anti-rookmagiër wat bedaarder. De sessies in het atelier, waar hij poseerde voor het portret waren gezellig, zeker als hij wat te roken, te drinken en te snoepen had. Dat gaf dan weer aanleiding tot een van Grootveld’s gevleugelde uitspraken: ‘Wat hebben we het góed’.