Collectiecentrum

Na een lange fietstocht naar het Collectiecentrum in Amsterdam Noord, met onderweg een heerlijk tochtje op de pont, word ik hartelijk door Judith ontvangen. Voorzien van een kop koffie zitten we aan de lange, moderne en spierwitte keukentafel te kletsen over haar werkzaamheden. Wist je dat alle nieuwe aanwinsten eerst een maand in de lagezuurstofcel moeten­­? Deze quarantaine voor textiel zorgt ervoor dat alle ongewenste beestjes die door de stof heen dwarrelen gedood worden.

Doodshemd

We lopen door de enorme brede en hoge gangen naar het restauratieatelier, waarachter zich de fotoruimte bevindt. Hier komen we opnieuw in aanraking met de dood. Een ietwat apart en sober wit hemd hangt klaar om gefotografeerd te worden. Het blijkt een doodshemd te zijn. Een dergelijk hemd werd vroeger gedragen door iemand die begraven werd. Monique, de fotograaf, probeert de sfeer luchtig te houden: “maar er zit nu een pop in hoor, geen lijk”.

Museaal ondergoed is zeldzaam, want ondergoed werd (en wordt) vaak weggegooid. Een doodshemd is nog zeldzamer, aangezien het normaal gesproken meeging in het graf. Stoffen waren vroeger dusdanig kostbaar, dat men de dagelijkse kleding zo lang mogelijk bewaarde en doorgaf aan de volgende generatie. Om toch niet helemaal naakt de kist in te gaan, werden er doodshemden gemaakt. Dit doodshemd is ruim 200 jaar oud en heeft de initialen DM op de kraag geborduurd. Door het formaat weten we dat het bestemd was voor een vrouw, maar wie deze vrouw precies was, is onbekend. Binnenkort komen kostuumexperts en verzamelaars langs om de registratie completer te maken.

Doodshemden werden vervaardigd door pas gehuwde vrouwen. Ze gebruikten hiervoor de linnenuitzet die ze meekregen na hun huwelijk. De doodshemden werden vervolgens goed opgeborgen in de linnenkast. Vrouwen maakten de hemden overigens niet alleen voor zichzelf en hun echtgenoot; ook hun (toekomstige) kinderen kregen er één. Kindersterfte was een paar eeuwen geleden nog aan de orde van de dag.

Foto(’s)

Voordat het doodshemd op de foto kan, moet het passend gemaakt worden op de paspop. Aangezien kleding vroeger op maat werd gemaakt (in tegenstelling tot het gebruik van confectiematen tegenwoordig), zijn de poppen meestal te groot of te klein. Dus het team (conservator, fotograaf en assistent-fotograaf) is de items continu aan het opvullen en innemen. Het opvullen wordt gedaan met fiberfill; het innemen door de zeer secure plaatsing van dunne naalden.

Op de foto moet de relevante informatie te zien zijn. Het wordt immers een registratiefoto, geen glamourfoto. Het item moet de juiste vorm aannemen en de structuur van de stof moet goed te zien zijn. Daarnaast is het belangrijk dat het item zo natuurlijk mogelijk valt. Het gaat erom dat je kunt zien hoe het werd gedragen. In dit geval is het item nooit gedragen, dus is het juist van belang dat de vouwen in de stof (het heeft lange tijd in de kast gelegen) intact blijven.

De grijze achtergrond waartegen het doodshemd wordt geplaatst, zorgt voor een rustig en neutraal effect. Bovendien komen de kleuren van het hemd er beter door naar voren. Dan wordt het licht nog even bijgesteld. Ook van achter, zodat het hemd als het ware loskomt van de achtergrond en er diepte ontstaat. De flits gaat af. Na de foto ontstaat er direct discussie. Het doodshemd zit toch niet helemaal lekker op de pop. Er volgt nog een foto. En nog een. Nog ééntje dan.

Next

Nadat alle partijen het eens zijn geworden over de juiste foto, kan het doodshemd weer teruggebracht worden naar het depot, dat zich op de verdieping boven de fotoruimte bevindt. Het hemd wordt op een grote witte tafel op wieltjes gelegd, een gigantische lift ingerold en naar boven gebracht. Het volgende item wordt klaargemaakt om te fotograferen. Dit keer een minder luguber item: een sexy jarretel uit de jaren veertig.

Bekijk ook deze video waarin Monique uitleg geeft over haar werk: https://www.modemuze.nl/blog/kostuumfotografie-achter-de-schermen