Pietà: BA 3968

Pietà: BA 3968

Amsterdam telde in de eerste helft van de zestiende eeuw zestien vrouwenkloosters en vijf mannenkloosters. Deze kloosters bevonden zich bijna allemaal in het zuidoosten van de stad. Het Geertruidenklooster, het Luciënklooster vielen echter buiten dit gebied en waren gevestigd in het westelijke gedeelte van de stad. Ze bevonden zich aan de Nieuwezijds Voorburgwal, het Geertruidenklooster ietwat noordelijker dan het Luciënklooster.

Op 26 mei 1578 werd het katholieke Amsterdamse stadsbestuur afgezet, de Alteratie genoemd. Na de Alteratie werden de kloosters langzamerhand opgeheven door de stedelijke overheid. Hun bezittingen gingen naar de stad of naar liefdadigheidsinstellingen. De nonnen trokken gedeeltelijk weg uit de stad. Veel kapellen zijn na de overgang tot de Reformatie niet meteen afgebroken. Zo werden ze gebruikt als paardenstal of opslagruimte. Het Geertruidenklooster werd in 1585 opgeheven en van de kapel is bekend dat deze werd verbouwd tot suikerbakkerij. De nog bestaande Suikerbakkerssteeg is een stille getuige van dit verleden.

Het Geertruidenklooster

Op 12 september 1984 werden opgravingen verricht op de voormalige locatie van het middeleeuwse Geertruidenklooster. Tegenwoordig staat op deze plek het zeer toepasselijk genaamde Convent Hotel. Tussen de graven van de nonnen werd de bovenkant van een zandstenen Pietà aangetroffen. Een Pietà, waarbij we Maria met haar gestorven zoon op schoot zien, is een Andachtsbild, bedoeld voor persoonlijke devotie. In de Pietà wordt het menselijk lijden weergegeven in de vorm van Maria die haar enige zoon heeft verloren. De beschadigingen in de gezichten van Maria en Christus van de Pietà zijn hoogstwaarschijnlijk aangebracht tijdens de Alteratie. Naast de begraafplaats zijn de fundamenten van de kloosterkapel met daarin een altaar aangetroffen.  De afmetingen van de fundering van het altaar komen overeen met de afmetingen van de Pietà. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het beeld moet hebben gestaan op dit altaar en een onderdeel vormde van het vrome leven van de nonnen.

Het Amsterdam Museum - toen nog het Amsterdams Historisch Museum - heeft dit beeld in 1985 aangekocht en sindsdien vormt het een belangrijk onderdeel van de collectie. Tegenwoordig is het te zien in de DNA-opstelling.

Het Luciënklooster

Behalve het Geertruidenklooster stond ook het Luciënklooster aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Veel mensen kennen het gebouw, waarin zich tegenwoordig het Amsterdam Museum bevindt, als het voormalig Burgerweeshuis. Minder bekend is echter het kloosterverleden van deze locatie. Na de Alteratie moesten ook hier de nonnen hun spullen pakken en nam het Burgerweeshuis op 31 maart 1579 zijn intrek in het Luciënklooster. Toen in 1960 het weeshuis de locatie verliet en het werd verbouwd tot museum, vonden ook opgravingen plaats. Hierbij kwam een handjevol objecten naar boven. Een deel van deze objecten geeft een beeld van het handwerk dat de nonnen verrichtten.

Het Luciënklooster was bij de stichting in 1414 en het verdere bestaan erg afhankelijk van financiële steun van gegoede families uit de omgeving. Maar behalve inkomsten uit schenkingen en fundaties, verdienden de nonnen ook geld met weven en spinnen. Ze hadden zelfs een eigen weefhuis en concurreerden met hun handel in laken flink met de gilden uit de stad.  

Lakenstoffen zijn bij de opgravingen uiteraard niet naar boven gekomen, maar verschillende objecten die de nonnen gebruikten voor het handwerk wel. Zo werd er een lakenloodje aangetroffen. Lakenloodjes werden als een soort kenmerk aan het laken bevestigd, om aan te geven in welke categorie het laken viel en wat de kwaliteit ervan was. Er zaten meerdere loodjes aan een laken. Deze correspondeerden met de verschillende stappen in het productieproces. Op de voorzijde van het gevonden loodje staat een Franse lelie en op de achterzijde een halve maan, waarschijnlijk een familiewapen van een van de bewerkers van het laken. Daarnaast werd een klein kruikje gevonden. Deze werd gevuld met vet en om de nek gehangen. Zo konden de nonnen hun vingers vet houden tijdens het spinnen. Tenslotte zijn er nog drie kantklosjes aangetroffen. Van dit soort kantklosjes maakten de nonnen gebruik bij de vervaardiging van kant. Uit deze opgravingen blijkt dat de nonnen zowel laken als kant vervaardigden om een inkomen te genereren.

Slot

De opgravingen die zijn verricht op de grond van beide voormalige kloosters geven maar ten dele een beeld van de kloosters aan de Nieuwezijds Voorburgwal: niet het hele terrein is afgegaan en niet alles is bewaard gebleven. De gevonden objecten illustreren echter wel het idee dat het leven van een middeleeuws conventuaal tweeledig was: het stond in dienst van hun religie, maar aan het wereldlijke leven ontkwamen ze niet.

Daphne Willemsen

lakenloodje afkomstig uit het Luciënklooster

lakenloodje afkomstig uit het Luciënklooster

kruikje afkomstig uit het Luciënklooster

kruikje afkomstig uit het Luciënklooster

twee kantklosjes afkomstig uit het Luciënklooster

twee kantklosjes afkomstig uit het Luciënklooster