Uit het reisdagboek van Piet van Eeghen
13 juli 1836
Haastig sprong ik uit mijn bed, ontbeet bij kaarslicht, nam afscheid van Papa en wandelde naar het huis van oom P. Huidekoper, alwaar weldra de reiskoets, met vier paarden bespannen, voorkwam. [..]
Nadat Gerrit de koetsier het achteropje had beklommen, reden wij, bij eene betrokkene lucht, weg en bereikten Vrede en Rust tegen 7 ure. Aldaar vonden wij Grootmama en Tante Huidekoper, met Cato & Trui en Kaatje de meid, en reden met hen, onder luid gejuich der meisjes en de gelukwenschingen van de tuinbaas en al de knechts, verder.
‘Vrede en Rust’ is het buitenhuis van de familie Huidekoper in Breukelen. Vandaar gaat de reis naar Zuid-Duitsland en Zwitserland, vijf weken in totaal. Eén van de hoogtepunten is de Rheinfall, een van de grootste watervallen van Europa. Hij ligt bij het Zwitserse Schaffhausen, niet ver van de Duitse grens maar met de koets toch lastig te bereiken. Op 2 augustus 1836 schrijft Van Eeghen:
‘Op eenmaal werden wij uit onze bewondering gewekt, door de groote vaart welke de wagen onverwacht kreeg, gelukkig echter werd zij in dezelve spoedig gestuit, door de twee achterpaarden, en wel bepaaldelijk een ‘witte hengst, welke letterlijk voor de wagen ging zitten: de postillon fluisterde ons daarop toe, “er ist gebrochten!” en wij bemerkten nu dat de remschoen ons ten tweede male had begeven.’
De Rheinfall
Gelukkig lukt het de koetsier om de remmen tijdelijk te repareren en de bergtocht gaat voorzichtig verder. De reizigers kunnen de waterval nog niet zien, maar wel horen: bij het kasteel afgestapt zijnde hoorden wij de rollende donder van het vallende water, waardoor het gespannen gevoel en het verlangen naar het grootsche tooneel nog sterker werd.
Eindelijk zien ze de waterval: Het gezigt van de waterval is ontzagwekkend en heerlijk, en van zelve wordt het hart tot aanbiddende bewondering van Hem gestemd, die zulke wonderen door een wenk wist daartestellen.
Souvenirs
Bij het kasteel van Schaffhausen koopt oom Huidekoper een paar tekeningen van de waterval, als souvenir. En een fles Rijnwijn die ze meteen samen opdrinken. Piet koopt zelf geen tekeningen van de waterval, want hij vindt ze ‘vrij duur’. Waarschijnlijk bedoelt hij dat hij ze niet mooi genoeg vindt, want geld is in de regel geen probleem als het gaat om kunstaankopen. In de jaren daarna koopt hij vier kostbare berglandschappen van de Zwitserse schilder Alexandre Calame. Dat zijn de betere vakantieherinneringen.
De schilderijen maken nu deel uit van de collectie van het Amsterdam Museum.
Alexandre Calame, Vierwaldstätter See (1852)
https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37422
Alexandre Calame, Waterval van de Handeck aan de Grimsel (1830-1848)
https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37640
Calame, In het Berner Oberland (1847)
https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37314
Calame, Berglandschap (1830-1847)
https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37400