Een paar weken geleden verscheen over dit dubbele grachtenpand een mooi boek met de titel Een huis genaamd Marseille. Leven aan een Amsterdamse gracht van de zeventiende eeuw tot nu. Historisch antropologe Caroline Hanken verdiepte zich in ruim 350 jaar bewonersgeschiedenis. Van de eerste bewoner in 1665 (de Franse koopman Isaac Fouquier) tot het moment dat het huis een museum werd komen allerlei kleurrijke figuren voorbij. Een steenrijke suikerbakker, een vroege feministe, een onderduiker in oorlogstijd - in korte hoofdstukken krijg je steeds een klein inkijkje in een ander leven, een andere tijd.
Gezinswoning van 800m2
Piet en Cato woonden van 1848 tot 1855 in Huis Marseille. Toen ze er kwamen wonen hadden ze al drie kinderen (Annie, Pieter en Jacoba) en daarna beviel Cato bijna ieder jaar van een nieuwe kleine Van Eeghen. Maar met een woonoppervlakte van zo’n achthonderd vierkante meter had het jonge gezin niet snel gebrek aan ruimte. Van souterrain tot zolder had het pand zes verdiepingen, de kelder en vliering niet meegerekend. Op de eerste verdieping bevond zich zoals in ieder grachtenhuis de ‘zaal’, een deftige pronkkamer die uitkeek over de tuin. Dan waren er nog de kamers voor de kok, knecht en dienstmeisjes, maar zelfs inclusief het personeel pasten er heel wat bewoners in zo’n grachtenpand.
Sociale woningbouw
Kort na hun verhuizing naar Huis Marseille begon Piet aan een van zijn meest baanbrekende burgerinitiatieven: de Vereniging ten Behoeve der Arbeidersklasse, officieel opgericht in 1852. De VAK, de eerste woningbouwvereniging van Nederland, bouwde moderne en betaalbare woningen voor arbeiders. Die woningen waren wel goed maar niet groot. De meeste bestonden uit twee kamers, waar hele gezinnen het mee moesten doen. Het contrast met Piets enorme grachtenpand was levensgroot. Aan de andere kant: tot dan toe waren veel arbeidersgezinnen in Amsterdam veroordeeld tot het wonen in een vochtige kelder. Voor die gezinnen waren de woningen van de VAK een ongekende luxe.
De buren
De meeste initiatiefnemers van de VAK waren doopsgezind, net als Piet en Cato. Dankzij het boek van Hanken weet ik nu dat ook hun buren aan de Keizersgracht doopsgezind waren. Dat was de van oorsprong Almelose koopmansfamilie Roeters van Lennep. Aangezien het huidige museum Huis Marseille eigenlijk uit twee grachtenpanden bestaat, nummer 401 (de ingang) en nummer 399, heeft Hanken ook onderzoek gedaan naar de bewoners van het buurpand. Die aanpak heeft het aantal persoonlijke verhalen verdubbeld, maar voor de lezer is het soms verwarrend. Voor mij is er maar één Huis Marseille: nummer 401, het huis waar Piet en Cato hebben gewoond.
Op dit moment is er een tentoonstelling met foto’s van Berenice Abbott in Huis Marseille. Zeer de moeite waard.