Huis voor zieke weeskinderen
In 1908 verrees in opdracht van de directie van het Amsterdamse Burgerweeshuis in het prachtige duingebied bij Bergen aan Zee een herstellingsoord voor ziekelijke weeskinderen, ‘Het Zeehuis’ genaamd. Eén jaar eerder had het weeshuisbestuur tot de bouw ervan besloten. De opdracht ging naar architect P. Heyn, bekend van het logegebouw van de Vrijmetselaars in de Vondelstraat in Amsterdam. In Bergen ontwierp hij een groot bakstenen gebouw met een rood pannendak, in een overgangsstijl tussen traditionalisme en modernisme in de trant van Berlage. Afmetingen en materiaalgebruik maken dat het gebouw er een beetje ‘stads’ uitziet. De bouw begon in februari 1908 en het huis was in recordtijd gereed. Vlak na de ingebruikname in juli van dat jaar kwam de eerste groep kinderen al aan. 60 bleekneusjes konden tegelijk in het huis logeren. Beneden lagen de eetzalen en andere groepsruimtes. Karakteristiek voor de verdieping op de begane grond waren de open veranda’s, die later tot dichte serres zijn verbouwd. De kinderen sliepen boven in slaapzalen, die aan de voorkant grote balkons hadden. Als ze ’s avonds rozig en zonverbrand de grote trap opgingen, kwamen ze langs drie monumentale, kleurige glas-in-loodramen, die nog steeds aanwezig zijn. In het middelste raam zijn de naam en het embleem van het Burgerweeshuis (een duif met gespreide vleugels in een stralenkrans) aangebracht. Links ervan is het stadswapen van Amsterdam te zien en rechts het toenmalige wapen van Bergen. In 1960 werd Het Zeehuis door het Burgerweeshuis verkocht. Tegenwoordig is er een Nivon Natuurvriendenhuis in gevestigd. Het gebouw heeft de status van rijksmonument.
Het Zeehuis in Bergen
Het dorp Bergen aan Zee was nog jong toen Het Zeehuis werd gebouwd. De ontwikkeling van deze badplaats vond vanaf 1900 plaats in opdracht van de rijke familie Van Reenen, eigenaar van vrijwel alle grond in Bergen en van oorsprong uit Amsterdam afkomstig. De plaats werd ontsloten door een fraai door het duinlandschap slingerende toegangsweg, de Zeeweg, ontworpen door landschapsarchitect Leonard Springer. Iets ten noorden van de Zeeweg verrees Het Zeehuis, aanvankelijk een herstellingsoord voor ziekelijke burgerwezen en later vaste vakantiebestemming voor alle kinderen van het weeshuis. Het gloednieuwe zomerverblijf was een ongekende luxe in een tijd dat gewone kinderen nauwelijks buiten de stad kwamen. Ze verbleven er drie tot zes weken. En als een arts dat nodig achtte, mochten langdurig zwakke bleekneusjes er de hele zomer blijven.
Nieuw type herstellingsoord
De kinderen wandelden in bos en duin of gingen naar het strand, dat op slechts op tien minuten lopen lag. Verder beoefenden ze buiten allerlei vormen van sport en spel. En binnen werden ’s avonds bonte avonden met toneel en zang georganiseerd. Met dit alles was Het Zeehuis een vroeg voorbeeld van een nieuw type herstellingsoord, waarin moderne opvattingen over verpleging en opvoeding hun neerslag vormden. Niets was logischer dan om daarvoor een locatie te kiezen aan de Noord-Hollandse kust. Dankzij nieuwe vervoermiddelen (trein en tram) was Bergen aan Zee vanuit Amsterdam goed bereikbaar. Vanaf 1905 verbond stroomtram ‘Bello’ (die nu nog steeds dienst doet op het historische stoomtramlijntje in Medemblik) Alkmaar met Bergen. Kort daarop werd het lijntje doorgetrokken naar Bergen aan Zee. Via de Zeeweg was de gloednieuwe badplaats ook per autobus en automobiel te bereiken. Bergen aan Zee om bovenstaande redenen een voorbode van een nieuwe tijd te noemen is niets te veel gezegd.
Paradijs voor kinderen
Het Zeehuis was een paradijs voor de kinderen uit het weeshuis. In Bergen heerste een veel vrijere sfeer dan in Amsterdam, waar het dagelijks leven van regels aan elkaar hing. Zo moet het voor de kinderen een sensatie zijn geweest om niet elke dag het stijve weeshuiskostuum in de kleuren zwart en rood te hoeven dragen. En dan de natuur voor die stadskinderen! "Vooral ’s avonds aan het strand is het heerlijk", schreef Arnolda van Munster in 1911, "als de zon zo prachtig ondergaat. En dan die eenige duinen. Ik voer de geheelen dag niets uit, maar verveel me toch geen oogenblik". Soms durfden de kinderen zelfs een beetje ondeugend te zijn. Op een keer besloot Arnolda met Jet, Cor en een ander meisje niet naar het strand te gaan met de anderen, maar door de duinen een andere weg te kiezen. Toen ze uit het zicht van de zusters waren, besloten ze te gaan pootje baden. "We hebben dat dan ook heerlijk gedaan, totdat we kletsnat waren. We dreven. Maar nu wisten we niet, waar we ons mee af moesten drogen. Na kort beraad trokken wij onze onderrokken uit en gebruikten die als handdoek." Hoe de reactie van de leiding was toen ze eenmaal terug in Het Zeehuis waren vertelt het verhaal niet.