Tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-1667) verovert de Zeeuwse vloot Suriname. In het vredesverdrag van Breda krijgt de Republiek formeel het grondgebied toegewezen ten koste van de Engelsen. De provincie Zeeland is verantwoordelijk voor het bestuur van de kolonie. Tegenvallende winst en de aanhoudende strijd tegen de oorspronkelijke inwoners en de Engelsen leiden ertoe dat de Zeeuwen in 1683 het gebied verkopen.
Een kwestie van investeren
Het verhandelen van grondgebied dat geen winst oplevert: een riskante onderneming. Toch zijn er drie gegadigden: de West-Indische Compagnie, de steenrijke familie Van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. Deze drie partijen vormen samen de Sociëteit van Suriname. De familie Van Aerssen van Sommelsdijck, de stad Amsterdam en de West-Indische Compagnie hadden allen een derde van het bedrijf in bezit. De stad en de WIC zorgen voor de financiën, administratie, schepen en de aanvoer van slaven. Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck wordt de eerste gouverneur van Suriname. Onder leiding van de Sociëteit groeit het aantal plantages van 50 in 1683 tot meer dan 400 in 1730. Suiker en koffie zijn de belangrijkste plantagegoederen. In Paramaribo worden Afrikaanse tot slaaf gemaakte mensen op de veiling verkocht. Ze worden eigendom van de plantagehouder. Hij heeft absolute macht over zijn slaven en hoeft zich alleen te verantwoorden tegenover de ‘Raad van Politie’ en de gouverneur.
Vermoord door dronken soldaten
Met Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck loopt het niet goed af. Hij wordt tijdens de bouw van Fort Zeelandia benaderd door een aantal dronken soldaten. Ze waren van mening dat ze niet genoeg loon naar werken kregen. Na een korte woordenwisseling schoten de soldaten Van Sommelsdijck en zijn assistent Laurens Verboom dood. Het belang van Cornelis in de Sociëteit ging over naar zijn weduwe, die haar deel probeerde te verkopen. Dit blijkt onmogelijk, omdat Cornelis grote schulden heeft opgebouwd. Er zijn geen gegadigden om het belang over te nemen en de Sociëteit blijft voor een deel familiebezit. Pas aan het einde van de 18de eeuw slaagt de familie erin om hun aandeel te verkopen. Amsterdam is vanaf dat moment 50 procent eigenaar. Een percentage dat past bij de inbreng van de grachtengordel: meer dan de helft van de gouverneurs in Suriname komt uit Amsterdam en de vergaderingen vinden plaats in het stadhuis op de Dam.
AT5 heeft een aflevering gemaakt over de Sociëteit van Suriname in de serie over de Canon van Amsterdam.