De grote uitleg van Amsterdam
De grootste attractie van Amsterdam is de grachtengordel, en wie weet zal deze in 2013 worden uitgeroepen tot werelderfgoed van de Unesco. Elk jaar maken vele honderdduizenden een tochtje door de grachten, al of niet bij kaarslicht en al of niet met een hapje of een drankje. Kortgeleden promoveerde Jaap Evert Abrahamse, nu werkzaam bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed in Amersfoort, cum laude op De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw.
De grote uitleg is een monumentale en rijk geïllustreerde studie van de geschiedenis van de stadsuitleg van Amsterdam in een fase dat de stad een enorme groeispurt meemaakte. Immigranten uit Vlaanderen maar ook de Republiek en uit Scandinavische en Duitse landen overspoelden aan het eind van de 16de eeuw en in de daaropvolgende decennia de middeleeuwse stad.
De Amsterdamse haven ontwikkelde zich van een op visserij en op de Oostzeevaart gericht bedrijf tot een haven waar schepen af en aan voeren van over de hele wereld en daarnaast tot de thuishaven van een fijnmazig netwerk van schepen en schuiten die verbindingen via de meren en binnenwateren onderhielden met kleinere steden in de Republiek. Letterlijk en figuurlijk was de stad het centrum van de overslag van geld en goederen. Op de Beurs en in de Wisselbank bepaalde men de wereldprijzen van talrijke goederen, van edele metalen en dus ook van allerlei valuta.
Abrahams heeft voor zijn boek reeksen relevante archivalia in het Stadsarchief doorgespit om aan de hand van de bronnen de stadsuitleg in de 17de eeuw te kunnen begrijpen. Tot de verschijning van zijn studie bewoog de opinie over de stadsuitleg zich in zekere zin nog steeds tussen twee uitersten. Bij het ene uiterste, met de langste traditie, beschouwde men de Amsterdamse stadsuitleg als een streven naar de creatie van een ideale stad, zoals neergelegd in renaissancistische tractaten. Bij het andere uiterste was men geneigd de stadsuitleg te beschouwen als een aaneenschakeling van pragmatische beslissingen waarbij ideeën over de ideale stad eigenlijk nauwelijks een rol speelden.
In zijn studie toont Abrahams aan dat bij de stadsuitleg de bestuurders, die tegelijkertijd ook de belangrijkste kooplieden waren, in feite streefden naar de realisatie van een optimale stad. In die optimale stad was een economisch gebruik van de ruimte cruciaal. Infrastructuur en rechthoekige percelen waren daarom belangrijk. Wiskundig inzicht en schoonheid speelden zeker een belangrijke rol. Bij het streven naar een optimale stad waren er daarnaast voortdurend problemen om op te lossen, zoals grondspeculatie en het feit dat het gebied van de stadsuitleg nooit leeg was, maar integendeel in gebruik door particulieren en bedrijven die daar in een eerdere fase door de overheid gedoogd werden. Fascinerend beschrijft Abrahams de realiteit van de stad die in de 17de eeuw de modernste was qua voorzieningen en architectuur: voorzien van een heuse ringweg voor eigenaren van koetsen en een Herengracht die ingericht was als een straat in een villawijk terwijl men door de Prinsengracht het werkverkeer loodste.
Wie het Amsterdams Historisch Museum bezoekt, komt op talloze plaatsen de stadsuitleg tegen. Dat kan de digitale groeikaart zijn vlakbij de ingang, of de prachtige vogelvlucht van Cornelis Anthonisz van de middeleeuwse stad in zaal 4, of de allegorie op de stadsuitleg door Nicolaas Berchem in zaal 11. Die stadsuitleg gaat tot op de dag van vandaag door, al moeten wij nu nog nadrukkelijker dan toen, denk aan de Beemster en de buitenplaatsen langs de Vecht, ook naar Almere, de Haarlemmermeer of Hoorn kijken.