In 1744 erfde koopman Mathijs Beuning (1707-1755) het pand aan de Keizersgracht 187 en liet het grondig verbouwen. Hij was de opdrachtgever van de mahoniehouten ontvangstzaal in het achterhuis, die via een dubbele deur in verbinding stond met een wat kleinere zaal.
Beuning behoorde tot de Collegianten, een onafhankelijk godsdienstig genootschap, dat de belangrijke kern van de Nederlandse hernhutters vormde. Dit genootschap hield bijeenkomsten in die mahoniezaal - waarschijnlijk voor dit doel is gebouwd, getuige de christelijke iconografie van het schoorsteenstuk van Jacob de Wit (1695-1754) en van het plafond. Het grote huisorgel in de belendende zaal deed dienst tijdens de godsdienstige bijeenkomsten in het huis.
De voorstelling van het schoorsteenstuk is ontleend aan het Oude Testament. Afgebeeld is de doop van een hoge ambtenaar in dienst van de koning van Ethiopië door Filippus. De vier cartouches in de hoeken van het plafond hebben mogelijk betrekking op de geloofsopvattingen van de hernhutters. Ze tonen respectievelijk de hoorn van overvloed, een ooievaar, een zwaard met vuurpot en vogel en ten slotte een tempel met offerblok.
De versiering van de mahoniehouten betimmering is rijk aan vegetatieve elementen, kenmerkend voor de Lodewijk XV-stijl. De compositie van de dubbele deur doet echter denken aan de Louis XIV-stijl: de betimmering is dus uitgevoerd in een overgang naar de Lodewijk XV-stijl. In Nederland vormt de betimmering een uniek voorbeeld van rococo.
De wandbespanning op de foto
In 1753 moest Mathijs Beuning zijn panden aan de Keizersgracht verkopen. Sinds 1777 bewoonde de kunstverzamelaar Jan de Groot het pand. Er bestaan ontwerptekeningen van Andriessen voor de wanden van de mahoniekamer, die door Jan de Groot in opdracht zijn gegeven.
In 1878 vond een gedeeltelijke verbouwing van het pand plaats. Het voorhuis van Keizersgracht 187 werd samen met koetshuis, met het belendende pand en met de ernaast gelegen pakhuizen vervangen door een monumentaal pand met twee ingangspartijen. Het achterhuis met mahoniekamer, de orgelzaal en een trap bleven gespaard. Tot 1892 was er het Burgerziekenhuis gevestigd.
In 1896 werd de panden aan de Keizersgracht 185 t/m 201 gesloopt ten behoeve van de doorbraak voor de Raadhuisstraat. De houten betimmering én stucplafond van mahoniekamer, het trapportaal en onderdelen van de keuken werden gespaard en door het Stedelijk Museum verworven. De mahoniekamer werd als een stijlkamer in het Stedelijk Museum opgebouwd, waarin de collectie van Mevrouw Lopez Suasso-de Bruyn werd tentoongesteld.
De kamer werd hiervoor aangepast aan de ruimte in het Stedelijk, ook het trapportaal werd in het Stedelijk opgebouwd en de keukenfragmenten werden met fragmenten uit andere panden gecombineerd en als Oudhollandse keuken aan het publiek getoond.
Omstreeks 1975 werd de mahoniekamer en het trapportaal, net als alle andere stijlkamers gedemonteerd, in tientallen kratten verpakt en in het museumdepot opgeslagen, totdat in 2001 onderdelen van het interieur door het Rijksmuseum in bruikleen werden gevraagd voor de tentoonstelling Rococo, Nederland aan de zwier.
Toen werd het idee geboren om de mahoniekamer in zijn geheel op te bouwen als stijlkamer in de nieuwe permanente opstelling van het Rijksmuseum. Na een uitvoerige restauratie in het depot in Lelystad is de kamer overgebracht naar Amsterdam en is sinds 2013 te bewonderen in het Rijksmuseum.