Vleugel Meisjeshuis, 1680
Lang duurt de rust niet. De tand des tijds knaagt. In 1680 moet er dringend ingegrepen worden. De vleugel die in 1589 langs het water van de Nieuwezijds Voorburgwal gebouwd werd, is verzakt en staat op instorten. Veel verschilt het korte tijd later vrijwel geheel vernieuwde meisjeshuis niet van het oude. Het accent ligt vooral op de gevel, die wordt opgetrokken in de sobere bouwstijl die in de tweede helft van de zeventiende eeuw mode is. De langgerekte achtergevel bezit aan beide uiteinden een hoger gelegen, paviljoenachtige afsluiting. Omdat er gedeeltelijk gebruik gemaakt wordt van de oude fundering, slaagt men er niet in om beide uiteinden aan elkaar gelijk te trekken. Een schoonheidsfoutje. Dat wordt foutje wordt ruimschoots goedgemaakt door een Amsterdams stadswapen van indrukwekkend formaat. Niet in de minste plaats omdat het wapen geflankeerd wordt door twee heraldische leeuwen. Het voortborduren op een oud stramien, heeft ook tot gevolg dat de Regentessenkamer uit 1617 met vloerbalken en al opgevijzeld moet worden. Onder de oude ruimte wordt een nieuwe vergaderzaal gebouwd voor de vier Regentessen.
Ramen in de Regentenzaal, 1732
Aan het begin van de achttiende eeuw kabbelt het leven in het weeshuis zachtjes voort. Het aantal weeskinderen daalt geleidelijk. Bouwkundig zijn er nauwelijks noemenswaardige ingrepen nodig. Op één enkel punt na. De regenten gaan letterlijk door roeien en ruiten om het weeshuis een vriendelijker karakter te geven, te beginnen bij hun eigen Regentenkamer. De donkere kruiskozijnen worden in 1732 door schuiframen vervangen. Dat geeft licht en lucht. Het is het startsein voor een operatie waarbij geleidelijk aan álle vleugels van nieuwe vensters worden voorzien. Soms betekent dat dat er ook een gevel sneuvelt en aangepast of zelfs vernieuwd moet worden.
Keukenafdeling
In 1732 wordt ook de keukenafdeling onder handen genomen. Aan de Sint Luciënsteeg, aan de westzijde van het pleintje, verrijst een uitbouw, waarin beneden een rookhuis en bakkerij ondergebracht en boven voorraadzolders aangelegd worden. Ramen zijn niet direct noodzakelijk zodat, de muur een rechttoe rechtaan muurvlak blijft. Niet meer dan een onverzorgde achterkant.
Jongenshuis, 1739
Zo stilletjes aan is het Oudemannenhuis, waar de jongens huizen, al twee eeuwen oud … én hoogbejaard. Enkele ‘cosmetische’ ingrepen zijn wenselijk. De oude, krakkemikkige glas-in-loodramen zijn aan vervanging toe. De gevelindeling naar het ontwerp van Hendrick de Keyser is echter niet berekend op moderne schuiframen. Er zit niets anders op dan de gevel aan de ramen aan te passen. De nieuwe gevel krijgt een opvallend rustig karakter. Het ontwerp is van timmermansbaas Jan van der Strengt, op zijn terrein geen onbekende in Amsterdam. Het enige onderdeel dat er echt uitspringt is het ingangsportaal. Hiervoor tekent de beeldhouwer Jan van Logteren. Aan ‘iconografie’ wordt niet gedaan. De poort bevat geen enkele verwijzing naar het weeshuis.
Kinderhuis, 1744
In 1744 gaat het kinderhuis gedeeltelijk ‘onder de hamer’. Het pand uit 1598 is aan reparatie toe. De galerij wordt geofferd aan de klassieke schoonheid. Honderd jaar na dato wordt een nieuwe gevel opgetrokken in exact dezelfde stijl als de drie bestaande gevels uit 1634. De bouwstijl wordt minutieus gekopieerd. Niet van echt te onderscheiden. Er is een minpunt, de kleine kinderen zijn nu hun speelplaats, hun ‘paraplu’ voor regendagen, kwijt. In plaats voor de galerij komt er een speellokaal met twee openslaande deuren naar de binnenplaats. De schuiframen laten een zee van licht binnen.
Niet alleen worden de bestaande gevels in de nieuwe herhaald, ook de poort naar de Sint-Luciënsteeg, vindt zijn evenknie in de poort naar het Kinderhuis. Inclusief beeldhouwwerk en duif.
Zo ontstaat een architectonische eenheid, die tot op de dag vandaag, het beeld van het weeshuis bepaalt.
Kastjesgalerij, 1762
Een houten bouwsel dat in 1762 op het weeshuisterrein verrijst baart eveneens opzien. Een 120 kastjes tellende galerij sluit de jongensbinnenplaats aan de kant van de Kalverstraat af. In deze vakjes kunnen de kinderen hun schaarse persoonlijke bezittingen kwijt. De jongens, die buitenshuis een ambacht leren, kunnen er bovendien hun gereedschap in wegsluiten. Zij hebben een eigen sleutel. Klaarblijkelijk is er binnenshuis onvoldoende ruimte voor persoonlijke kistjes of kastjes.
Het is geen unicum, ook andere weeshuizen bezitten dergelijke kastjeswanden. Uiteindelijk zal alleen deze kastenwand de tijd doorstaan.
Achterplaats, 1765
De moderniseringen in de achttiende eeuw, beslaan het hele complex. Ook de kleine achterplaats, die in 1634 was ontstaan door de verwerving van een klein lapje Begijnhofgrond, ontkomt er niet aan. De ingreep is in bouwkundig opzicht nauwelijks noemenswaardig. Het is vooral de architectuur van de grote binnenplaatsen die het aanzien van het Burgerweeshuis bepaalt. De andere vleugels zijn van minder belang. De kwaliteit van het metselwerk daarentegen is wel het vermelden waard. De ruitjes in deze strakke muren zorgen voor een vriendelijker uiterlijk. Het hek dat de speelplaats voor de kleine kinderen markeert wordt op enig moment vervangen door een monumentaal smeedijzeren exemplaar. De exacte leeftijd en de maker van het hekwerk zijn niet bekend.
Burgerweeshuis, het vervolg, 1800-1950
Vanaf 1795 tot 1813, is Nederland in Franse handen. Vanaf 1810 als onderdeel van het Franse keizerrijk met keizer Napoleon Bonaparte aan het roer. Amsterdam heeft hij aan zijn broer Lodewijk Napoleon toevertrouwd, Deze is sinds 1806 koning van Nederland en resideert in het Paleis op de Dam.
De regenten houden hun adem is. Eventueel onderhoud aan het Burgerweeshuis wordt op een laag pitje gezet. Ze kijken liever de kat uit de boom. In de Franse tijd streeft de overheid naar samenvoeging van de bezittingen van alle tehuizen, ook die van het Burgerweeshuis, om zo de armenzorg voor iedereen gelijk te trekken. De regentencolleges bieden weerstand. Het plan sneuvelt. Belastingmaatregelen die uit overheidsschulden voortkomen, leiden uiteindelijk tot vermogensverlies. Het aantal weeskinderen neemt tegelijkertijd af. Jonge, huwbare mannen worden gedwongen dienst te nemen in het leger. Deze leegloop heeft tot gevolg dat er ook minder kinderen geboren worden.
De vermindering van het aantal wezen staat echter in geen verhouding tot de daling van de inkomsten.
In 1813 zijn de Fransen verjaagd en treedt Koning Willem I aan. Ook hij zorgt voor problemen. Hij wil alle weeskinderen in de steden overbrengen naar Drenthe. Het platteland biedt mogelijkheden die de stad niet te bieden heeft en daarnaast zou er niet langer behoefte aan tot ambachtsman opgeleide weesjongens zijn. De Amsterdamse weeshuizen, op het Aalmoezeniersweeshuis na, weten zich aan de verhuizing te onttrekken. Het duurt tot circa 1860 voordat de weeshuizen weer in het zadel zitten. Er breekt een tijdperk van grote bloei aan die leidt tot tal van vernieuwingen. Niet achter de poort in de Kalverstraat. Daar worden de regenten zich bewust van het historische karakter van het weeshuis. De oase van rust in de oude zich snel ontwikkelende binnenstad vraagt hun bescherming. Toch kunnen ook de regenten de nieuwe tijd niet buiten de deur houden. Gasverlichting verandert het dagelijkse leven voor goed. Door het teruglopend aantal wezen kunnen leegstaande zalen voor andere doeleinden aangewend worden. Conversatiezalen en gymnastieklokalen doen hun intrede. Het onderwijs binnen de muren verplaatst zich naar onderwijs buiten de deur. De wezen worden opgeleid zoals alle andere kinderen in de stad. Het zwartrode weeshuisuniform dat op last van Koning Lodewijk Napoleon vervangen wordt door een minder in het oog springend zwart kostuum en door Willem I weer in tweekleurige ere wordt hersteld, raakt in 1919 in ongebruik.
Al deze ontwikkelingen brengen kleine aanpassingen in de diverse vleugels met zich mee. Geen grote ingrepen, die hun sporen na zullen laten. Liepen de lijnen vroeger via de binnenplaatsen, nu worden de ruimten binnenshuis met elkaar verbonden: 1 + 1 + 1 wordt één! Enkele generaties timmerlieden dragen zorg voor de buitenzijde. Details sneuvelen, gootlijsten, dakkapellen en toegangsdeuren krijgen eenzelfde uiterlijk, alle ramen dezelfde ruitverdeling; zij zorgen voor eenheid in het complex.
Zo wordt het weeshuiscomplex in 1960 overgedragen aan de nieuwe tijd, aan het Amsterdams Historisch Museum dat de zorg voor de panden overneemt en zich nestelt in het hart van Amsterdam. De weeskinderen vinden onderdak in het nieuwe Burgerweeshuis aan het IJsbaanpad in Amsterdam-Zuid, dat in 1959-1960 gebouwd wordt naar een ontwerp van Aldo van Eyck.
Opnieuw trekt een leger van architecten, aannemers, timmerlieden en schilders door de straten in de richting van de Kalverstraat. De heren Van Kasteel en Schipper voorop. Het eindresultaat laat lang op zich wachten. Op 27 oktober 1975, de dag waarop Amsterdam zijn 700ste verjaardag viert, opent het Amsterdams Historisch Museum zijn deuren. Het oude weeshuis is nu een plek waar letterlijk en figuurlijk geschiedenis geschreven wordt, ondersteund door de rijke collectie van de stad Amsterdam.