Alteratie, 1578
Het is 1578. Het water staat het weeshuis aan de lippen. Het aantal wezen neemt aldoor maar toe, maar het pand is helaas niet van elastiek. Een religieuze aardverschuiving in Amsterdam brengt de oplossing. Amsterdam schaart zich op 26 mei achter Willem van Oranje in de Opstand tegen de Spaanse overheerser Filips II. Het overwegend katholieke stadsbestuur wordt op vreedzame wijze aan de dijk gezet. Letterlijk. De protestanten zetelen voortaan op het rode pluche. Als gevolg van deze omwenteling worden alle katholieke instellingen –waaronder de kloosters- één voor één opgeheven. De gebouwen, inboedel en al, worden over de liefdadige instellingen in de stad verdeeld. Voorwaarde is dat de kloosterlingen tot aan het einde van hun leven door de nieuwe eigenaren van hun klooster worden onderhouden. Ook het Sint Luciënklooster komt vrij. Op 24 maart 1579 wordt de overdracht getekend. Het weeshuis maakt in 1580 de oversteek. Kalverstraat 71 wordt verruild voor nummer 92. De elf zusters van Sint Lucia verhuizen naar de kleine, eens bij het klooster behorende huisjes in de Sint Luciënsteeg. Ook de Heilige Stede en het Kartuizerklooster worden aan het weeshuis toegewezen.
Een geschenk uit de hemel?
Eetzalen, slaapzalen, ziekenzalen, werkzalen, washuis, keukens, voorraadkelders, brouwerij, bakkerij, koehuis, het kloostercomplex past het weeshuis als een handschoen. Een gespreid bedje is het niet. Zo vlak voor de Alteratie is het overgrote deel van de eenentwintig kloosters in de stad noodlijdend. De gebouwen verkeren in slechte staat. Er is veel achterstallig onderhoud. De regenten zien zich voor een groot bouwprogramma geplaatst. Ze besluiten het even zo te laten. Op één punt na, de zichtbaarheid. Er wordt geïnvesteerd in een grootse entree met een monumentale poort. Het weeshuis pakt uit.
De poort, 1581
De toegang tot het klooster was bescheiden. De zusters stonden via een smal gangetje tussen de huizen door in verbinding met de bewoonde wereld. Dat pad kwam recht tegenover de Heilige Stede in de Kalverstraat uit. Een ingang die in het voorbijgaan nauwelijks zichtbaar was. Enige versiering heeft vermoedelijk ontbroken. Om ruimte te creëren worden de huizen aan weerszijden van de gang gesloopt en vervangen door nieuwbouw waarbij het linker huis smaller wordt opgetrokken. Er ontstaat op die manier een pleintje dat afgesloten wordt door een nieuwe vrijstaande toegangspoort. Aan die poort wordt veel aandacht besteed. Hij past niet alleen in de smaak van de tijd, maar is ook een aandachtstrekker. Precies wat het weeshuis hiermee beoogt. Pontificaal, midden op het plein staat een houten offerblok. Ga niet voorbij zonder een kleinigheid bij te dragen!
De iets verderop in de Kalverstraat wonende Joost Jansz. Bilhamer (1521-1590) krijgt de opdracht. Van zijn hand zijn zowel het ontwerp van de poort als ook het decoratieprogramma, dat onder andere uit drie in het oog springende reliëfs bestaat. Boven de winkelpuien aan de voorkant van de twee herbouwde hoekhuizen zijn twee weeskinderen in nissen uitgehouwen. Een jongen en een meisje, elk aan één kant van het plein. Beiden houden een stenen tafel voor zich waarop teksten zijn aangebracht. Deze verwijzen naar het offerblok, dat niet aan de aandacht mag ontsnappen. De oorspronkelijke teksten zijn in de loop der tijd verloren gegaan.
Blikvanger is het grote reliëf boven de toegangspoort. Het middelpunt. Acht wezen scharen zich rond een schotel met daarop de Heilige Geest, die in de vorm van een duif die tegen de wolken afsteekt. De jongens en een meisjes, om en om, dragen het weeshuiskostuum. Het lijdt geen twijfel; de goede gaven zijn voor het welzijn en het onderhoud van de verweesde kinderen bestemd.
Nieuwe vleugel, 1589
Hoe groot is het contrast. De indrukwekkende toegangspoort leidt de bezoeker via een onooglijk gangetje, via enkele werkplaatsen en een koeienstal, een oud gebouwencomplex binnen. In de bloeitijd van het klooster huisden hier zo’n 50 zusters, het aantal weeskinderen telt als snel het zesvoudige. Zij zijn verdeeld in drie groepen, de kleine kinderen tot twaalf jaar, de grote jongens en de grote meisjes. Strikt gescheiden, elk met een eigen verblijf. Alleen de huishoudelijke ruimten zijn voor iedereen toegankelijk. De dienstruimten sluiten bij de afdeling van de oudere meisjes aan. Die meisjes nemen de meeste plaats in. Zij handwerken binnenshuis, zodat er vraag naar handwerklokalen ontstaat. De verblijven van de eveneens handwerkende zusters sluiten hier naadloos bij aan. Voor de jongens wordt ruimte gecreëerd. In de oude kapel worden houten vloeren aangebracht. Meer dan een eetzaal en enkele slaapzalen zijn er niet nodig. De jongens werken of leren een ambacht bij een meester in de stad en verblijven overdag buitenshuis.
In 1589 wordt er een nieuwe vleugel gebouwd. Tegen de woonverblijven van het oude klooster aan, parallel lopend aan het water van de nog ongedempte Nieuwezijds Voorburwal. Hier worden twee grote ziekenzalen gerealiseerd; één voor de grote jongens, één voor de meisjes. De vele dakkapellen op de zolder wijzen erop dat deze verdieping voor werk- of slaapvertrek gebruikt wordt. Het geheel blinkt uit door de grootst mogelijke eenvoud. Dat lijkt in strijd met de zichtbaarheid die in de Kalverstraat nagestreefd wordt.
En nu er toch getimmerd en gebouwd wordt op het terrein, wordt het koehuis achter de Kalverstraat, parallel lopend aan de oude kapel, iets opgeschoven. In 1590 staat de nieuwe stal op zijn plek. Tegelijkertijd worden er ook nog enkele personeelswoningen op bescheiden wijze verbouwd.
Een nieuw kinderhuis, 1598
Hoe anders gaat het er een paar jaar later aan toe! In 1598 wordt langs de Begijnensloot, een nieuw Kinderhuis gerealiseerd, waardoor er in de inmiddels veel te krappe kloostervleugel ruimte vrijkomt. Het vervangt de kinderschool en kindereetzaal uit 1592. Werd voorheen van een zo mogelijk nog soberdere stijl dan die van het klooster gebruik gemaakt, nu gaan alle remmen los. Hoewel het huis voor de allerkleinsten voor de buitenwereld niet direct zichtbaar zal zijn, worden kosten noch moeite gespaard. De Vogelvluchtkaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1631 toont het indrukwekkende eindresultaat. Het weeshuis is in één klap een ziekenzaal, slaapzalen, een keuken, een schoollokaal en een eetzaal rijker. Een vernieuwend element is de galerij op de begane grond, aan de zijde van de binnenplaats. De kinderen kunnen zo ook op regenachtige dagen buitenspelen. Boven de galerij is een fries geplaatst met scènes uit het leven van het weeskind. Deze gebeeldhouwde strook is gehakt door stadsarchitect en beeldhouwer Hendrick de Keyers (1565-1621), die ook voor het ontwerp van het kinderhuis tekende. Voor de galerij bevindt zich een bestrate binnenplaats, die voor een deel als bleekveld en voor een deel ook als speelplaats gebruikt wordt. Het bleekveld is omheind en voorzien van een sierlijk houten toegangspoortje. De voorgevel sluit aan bij de bouwwijze van de lange zijgevel en is rijkelijk voorzien van symboliek.
De trotse regenten kunnen tevreden in hun handen wrijven. De monumentale toegangspoort in de Kalverstraat heeft altijd hoge verwachtingen gewekt, maar die niet waargemaakt. Wie nu onder de poort doorgaat zal niet langer teleurgesteld zijn. De aanblik van de spelende weesjes tegen de achtergrond van dit opzienbarende pand zal mening bezoeker doen besluiten een duit in het zakje te doen. In het offerblok dat bij de uitgang staat.
Kort na de bouw van het kinderhuis, in 1606, wordt het pand waarin sinds 1592 de brouwerij en de bakkerij huizen vernieuwd. Dit bevindt zich in de uiterste punt van de binnenplaats aan de kant van het Begijnhof. De architectuur sluit aan bij de zijgevel van het kinderhuis.
Huis over de sloot, 1622
Na vele verbeteringen aan weeshuis rond de eeuwwisseling, breekt er een periode van relatieve rust aan. Maar niet voor lang. Als snel begint het bouwbloed weer te kriebelen. De stadsuitbreiding van 1610 brengt veel veranderingen met zich mee. Ook voor de binnenstad heeft de uitleg gevolgen. De Sint Luciënsteeg wordt aldoor maar drukker. Er staan kleine onaanzienlijke huizen langs de zuidzijde van de steeg. Een erfenis van het klooster. Deze huisjes brengen weinig huur op. Een aantal ervan wordt bewoond door de zusters, die door het weeshuis worden onderhouden. Dat blijft ook nog even zo. In 1635 pas -zo’n 55 jaar na de Alteratie- overlijdt de laatste zuster. De huizenrij wordt op één punt onderbroken. Daar waar de Begijnsloot loopt. In 1622 besluiten de regenten dit gat te dichten en de sloot te overkluizen. Er wordt een winkelhuis gebouwd. Groter dan alle andere huizen in de steeg. Een schoolvoorbeeld van hoe de regenten de toekomst zien. Dit huis is een visitekaartje voor het weeshuis. De Heilige Geest en twee weeskinderen sieren de gevel. Ook het stadswapen en de keizerskroon ontbreken niet. Het pand is in de onmiddellijke omgeving van Hendrick de Keyser ontworpen. De meester zelf kan het niet geweest zijn. Hij overlijdt in 1621. Vermoedelijk is de opdracht wel in de familie gebleven. Neef Huybert Thomaz de Keyser levert het steenhouwwerk. Of er ook een architect in hem school is niet bekend.
Het huis staat en weer is het weeshuis voor korte tijd bouwterrein af. De stilte voor de storm. Het weeshuis breekt al snel met het verleden. Het staat aan de vooravond van een aantal grote en ingrijpende verbouwingen.