Schaduw-Vriendschap

Terwijl de Sonne straelt door wolckeloose lucht,
Laet sich de schaduw by oft aen ons’ zijde vinden;
Maer vlucht, soodra de Son voor damp of nevel vlucht
Als ons ’t geluk bestraelt, ontbreken ons geen Vrinden;
Maer als ons schade, mist of damp van ramp ontmoet
Strax doet de schaduw-vriend gelijck de schaduw doet.

Dit epigram (puntdicht, sneldicht) is geschreven door de bekende 17de-eeuwse dichter Jeremias de Decker (1609-1666), die zich gespecialiseerd had in dit genre gedichten. Hieruit spreekt diens bewondering voor de Engelse theoloog en epigrammendichter John Owen (1616-1683), van wie De Decker vele gedichten uit het Latijn vertaald heeft, waaronder dit gedicht. De kalligraaf van dit gedicht is Lieven Willemsz van Coppenol (ca. 1599-ca. 1671), die zich omstreeks 1617 als schoolmeester in Amsterdam vestigde. Na 1650, toen hij door een aanval van krankzinnigheid zijn beroep niet meer kon uitoefenen, legde hij zich toe op het kalligraferen. Vele dichters maakten van zijn vaardigheid in de 'Pennekonst' gebruik om hun verzen in schoonschrift te laten uitvoeren. Ook van Samuel Coster (1579-1665) heeft het Amsterdam Museum een dergelijk gekalligrafeerd gedicht in de collectie. Van Coppenol zelf liet, ter meerdere glorie van zichzelf, zijn portret graveren of etsen door diverse kunstenaars en vervolgens tegen betaling door verschillende dichters van een gedicht voorzien. Het gedicht onder zijn portret in de museumcollectie is ondertekend met ‘Constanter’ ofwel de bekende Constantijn Huygens. Waren al die dichters nu ‘echte’ of ‘schaduw’-vrienden van Van Coppenol?

Kijk hier voor meer informatie over dit object.