Het stuk bracht Vondel weinig goeds. Al na twee opvoeringen werd het verboden door het stadsbestuur, omdat predikanten bezwaar hadden tegen de vermenging van kerkelijke en menselijke elementen. Dat werd als te katholiek ervaren. Tot overmaat van ramp ging twee jaar later de kousenwinkel die Vondel van zijn vader had overgenomen failliet. Hij moest de rest van zijn leven rondkomen van zijn loon als boekhouder van de bank van lening, een baan die niet veel voorstelde. Met Govert Flinck ging het na 1653 juist crescendo; hij kreeg belangrijke opdrachten van het stadsbestuur ter verfraaiing van het in 1655 in gebruik genomen nieuwe Stadhuis. Hij stierf echter voordat hij al die opdrachten had kunnen voltooien. Vondel ging in 1668 met pensioen en overleefde Flinck ruimschoots. Meer informatie
#020today: Geboortedag Joost van den Vondel
‘Ik sluit van daegh een ring van zesmael ellef jaeren,/ En zie myn hooft besneeuwt, en tel myn gryze haeren,/ Oock zonder glazen oogh, in deze schildery,/ En noch ontvonckt myn hart in lust tot poëzy;/ Terwyl ick Lucifer zyn treurrol leer’ volspelen,/ En met den blixem sla, op hemelsche tooneelen,/Ten schrick en spiegel van de Staetzucht, en de Nyt./ FIat is myn ouderdom? een roock, een damp, geen tyt.’ Dit schreef Joost van den Vondel over zijn portret door Govert Flinck. De dichter en toneelschrijver, die op 17 november 1653 66 was geworden, voltooide in 1654 inderdaad zijn treurspel Lucifer, over de gevallen engel die in opstand kwam tegen God.