Vandaag begint de Poëzieweek en afgelopen zondag, op 25 januari 2015, werd Govert Flinck 400 jaar oud. Wat heeft dat met elkaar te maken? Alles!
#020today: verzen voor Govert Flinck
Poëzieweek 2015: Met zingen is de liefde begonnen
In de Gouden Eeuw was het huwelijksgedicht een wijdverbreid genre, waarin het thema van de poëzieweek, Met zingen is de liefde begonnen, wel erg letterlijk gestalte krijgt. Joost van den Vondel schreef in 1656 bijvoorbeeld een huwelijksgedicht voor de schilder Govert Flinck, Ter bruilofte Van den kunstrijcken Govaert Flinck, En de E. Iongkvrouwe, Sofia van der Hoeven. Dat gedicht begint als volgt (het hele gedicht is te lezen via deze link):
Als de Min den geest verwildert
Dan verdwaelt het blint penseel.
Al wat Flinck dan trekt of schildert
Zweemt, op doecken, en panneel,
Naer Sofie, de beminde,
Die in al zijne aedren leeft.
De liefde mag dan met zingen beginnen, als de liefde is aangebroken raakt de kunstenaar behoorlijk afgeleid als we Vondel mogen geloven! Flinck zijn schilderijen neigen allemaal naar de gelijkenis van zijn bruid. Dat gevoel van verstrooide verliefdheid kennen we allemaal wel, maar Vondel zegt ook tegelijk iets specifieks over het het schilderen van Flinck, namelijk dat het een bezigheid van de geest is. Juist in een tijd waarin schilders hun best deden om erkend te worden als beoefenaars van een van de vrije kunsten (in tegenstelling tot een ambacht) is het niet toevallig dat Vondel (dichter, dus onbetwist beoefenaar van een vrije kunst) het werk van Flinck zo verwoord.
Vondel bezong het werk van Flinck vaak, ik tel 21 gedichten van zijn hand over het leven en werk van Flinck, vaak bijschriften bij schilderijen. Ook andere dichters bezongen zijn werk graag. Geraardt Brandt en Reyer Anslo deden dat bijvoorbeeld, maar Jan Vos is na Vondel een goede tweede met 14 gedichten over Flinck en zijn werk. Eén daarvan was ooit te lezen op het schilderij Schutters van de compagnie van kapitein Joan Huydecoper en luitenant Frans van Waveren uit 1648 (op het briefje middenonder):
Hier trekt van Maarseveen de eerst' in d'eeuwge vreede.
Zoo trok zijn vaader d'eerst' in 't oorlog voor de Staat.
Vernuft en Dapperheidt, de kracht der vrye steede',
Verwerpen d'oude wrok, in plaats van 't krijgsgewaadt.
Zoo waakt men aan het Y na moorden en verwoesten.
De wijzen laaten 't zwaardt wel rusten, maar niet roesten.
In dit geval gaat het natuurlijk nauwelijks om de schilder, maar vooral om de geportretteerde kapitein, Joan Huydecoper, heer van Maarsseveen. Zowel Vos als Flinck waren protegé van deze machtige Amsterdamse burger, die later een aantal keer burgemeester zou zijn. In het gedicht wordt hij als vernuftige en dappere vredesstichter opgevoerd, nadat zijn vader in de oorlog zich net zo vernuftig en dapper had getoond. Hij stichtte niet alleen vrede in de stad, maar zorgde zo ook dat de kunsten konden bloeien. Dat wordt op het schilderij benadrukt, door het gedicht, maar ook omdat Flinck zichzelf af mocht beelden (recht achter de kapitein in de deuropening). Naast hem staat bovendien toneelschrijver Joris de Wijze en Huydecoper liet ook nog eens zijn eigen huis aan het Singel (van architect Philips Vingboons) schilderen. Als dat geen liefde tot de kunst is.
Tot slot terug naar Vondel en Flinck. In 1660 stierf Flinck op 45-jarige leeftijd. Op een penning, die ter gelegenheid van zijn overlijden werd geslagen, schreef Vondel een grafschrift:
Hier liet Flinck het sterflyck deel,
Wiens onsterfelycke geest
Tuight met zyn gekroont penseel
Hoe natuur den schilder vreest,
Die zijn doecken ’t leven gaf.
Kunst braveert de doot en ’t graf
Vondel troost zich met de gedachte dat de geest van Flinck wordt uitgedrukt in zijn nagelaten schilderijen en de dood zo nooit helemaal vat op hem kan krijgen. Uiteraard droeg Vondel daar met zijn gedichten over Flinck en zijn werk zelf ook aan bij. In dit geval overwint zingen dus de dood en het graf!
Een eerdere blog van Tom van der Molen over dit schilderij is te lezen via deze link: http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/id/46224
543 keer bekeken