Oorspronkelijke gevel uit 1568, tekening vervaardigd voorafgaand aan de afbraak van herberg de Keizerskroon, 1725, Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Oorspronkelijke gevel uit 1568, tekening vervaardigd voorafgaand aan de afbraak van herberg de Keizerskroon, 1725, Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Ontstaan van de eerste weeshuizen

De vroege weeshuizen worden in vijftiende en zestiende eeuw in stilte door de Haesjes Claes van deze tijd gesticht. Vaak in nauw contact met stadsbestuur of geestelijkheid. Zij willen daarmee voorkomen dat arme maar veelbelovende weeskinderen door de armmeesters uitbesteed worden en in het ergste geval voor galg en rad opgroeien. Christelijke deugdzaamheid staat bij deze vrome vrouwen hoog in het vaandel. De dames zien hun goede werk als teken van barmhartigheid. De meesten van hen, en een enkele keer een heer, stellen een huis beschikbaar waarin de kinderen onder één dak kunnen leven. De kinderen worden onder het toezicht van een of meerdere regenten geplaatst. Het stadsbestuur stelt de reglementen op waarmee het bestaan van het weeshuis wordt bekrachtigd.

De kleintjes worden niet aan het oog onttrokken. Integendeel. De huizen staan op de beste locaties in de stad, in de nabijheid van de gegoede burgerij. Daar komt bij dat deze particuliere stichtingen doorgaans niet over een kapel beschikken. De wezen kerken in de openbaarheid van de parochiekerk. Ze zijn, niet zonder reden, niet over het hoofd te zien. De regenten hopen bij hun rijke stadsgenoten een gevoelige snaar te raken en zo schenkingen te genereren. In Amsterdam gaat het nauwelijks anders.

Burgerweeshuis in de startblokken

De exacte stichtingsdatum van het eerste weeshuis in Amsterdam is niet bekend. Het wordt vermoedelijk rond 1520 op particulier initiatief gesticht. Tussen het Rokin en de Kalverstraat, ten noorden van de Heilige Stede. Het oudste overgeleverde document waarin het weeshuis wordt vernoemd is een door het stadsbestuur op 31 maart 1523 uitgevaardigde keur. Een opmerkelijke stap want het bestuur neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor de sociale zorg op zich. De uitvoering  wordt aan particulieren overgelaten. In de stadskeur wordt vermeld dat het weeshuis een paar jaar eerder van start is gegaan. Dat er "in korte jaren een huis en woning geordineert is, waarin schamele arme weeskinderen onderhouden worden, bij handreikinge van goede menschen”. Verder bepaalt het reglement dat de kinderen volle wezen moeten zijn, niet ouder dan negen jaar en uit wettig gehuwde poorters geboren.

Poorterskinderen

Poorters nemen sinds de dertiende eeuw een bijzondere positie in. Zij ontvangen meer rechten en privileges dan ieder andere burger in de stad. Het poorterschap wordt verleend bij geboorte via de mannelijke lijn of via een huwelijk met een poorter. Het kan eveneens tegen betaling verkregen worden, maar daar zijn hoge kosten aan verbonden. Wie poorter wil worden wordt gevraagd onder ede te verklaren dat hij een trouw en goed burger zal zijn. De eed wordt bekrachtigd met een poortersbriefje. Een van de voorrechten is dat verweesde poorterskinderen in het dan nog enige weeshuis, het latere Burgerweeshuis, worden ondergebracht. De stichting krijgt voor het onderhoud een percentage van het poortersgeld.

Bouwgeschiedenis

Het weeshuis ontstaat in een huis dat slechts één steeg verwijderd is van de Heilige Stede; het drukbezochte middelpunt van mirakeldevotie. Het terrein loopt van de Kalverstraat tot aan het nog grotendeels ongedempte Rokin. De kinderen worden in een pand op het achtererf ondergebracht. Om de ‘zichtbaarheid’ te bevorderen laten de regenten aan de Kalverstraat een brede gevel optrekken. Geen monumentale poort zoals het latere Burgerweeshuis zou krijgen. Dergelijke grote gebaren zijn dan nog niet in zwang. Een tekening uit 1725 toont de gevel zoals die er in de tweede helft van de zestiende eeuw uitziet. Vijf geledingen van gelijke breedte en drie lagen, waarvan de bovenlaag trapsgewijs verloopt. Hier bevinden zich de decoratieve elementen. De tekening toont twee medaillons met twee figuren in hoog reliëf. Mogelijk zijn dit twee weeskinderen als de personificatie van de offervaardigheid en van het geloof. Rechts en links daarvan bevindt zich een wapenschild met keizerskroon, geflankeerd door twee leeuwen. De kroon kan verwijzen naar Maximiliaan van Oostenrijk die in 1508 tot keizer wordt gekroond maar ook naar zijn zoon keizer Karel V, die hem in 1519 opvolgt en die tot 1555 landsheer van deze streken is. Beiden hebben een band met de Heilige Stede; zij hebben dit heilige oord bezocht en met schenkingen vereerd. Bovendien verleent aartshertog Maximiliaan Amsterdam in 1483, het recht een kroon in het stadswapen te voeren, nog niet de keizerskroon. Het enige wat hieruit afgeleid zou kunnen worden is dat de gevel voor 1555 tot stand is gekomen. De vogelvluchtkaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544 toont op het binnenterrein een gebouw dat groter is dan de omringende huizen. Aan de Kalverstraat staat een ononderbroken rij kleinere huizen. Het voorgebouw met de opvallende gevel is ongetwijfeld na die tijd opgetrokken. Daarmee komt de datering, de bouwtijd in achtgenomen, ongeveer op 1550 uit. De latere kaart van Balthasar Florisz, uit 1625, laat achter deze gevel twee vleugels zien, waarvan de daken evenwijdig lopen aan de straat.

Groei

Het erf wordt begrensd door het weeshuisgebouw in de Kalverstraat, door het Rokin en door de Heilige Stede, aan de huidige Wijde Kapelsteeg. Om het weeshuis te kunnen uitbreiden kopen de regenten in 1558 drie buurpanden aan de ‘vrije zijde’. De huizen aan de straat worden verhuurd, het achterliggende terrein wordt bij het weeshuis getrokken. Het terrein reikt nu tot aan de Duifjessteeg. Deze uitbreiding is nodig om het groeiende aantal wezen onderdak te kunnen bieden. De regenten kunnen de groei niet bijbenen. Er breekt een moeilijke periode aan. De problemen stapelen zich op. De stads werkt aan de aanleg van een kade aan de Rokinzijde. Het enige stuk dat nog ontbreekt om dit project te voltooien, ligt achter het weeshuis en de kapel. Beide stichtingen hebben geen behoefte aan een kade aan de achterdeur. De stad oefent druk uit. In 1559 zijn beide verplicht het ontbrekende deel van de wal aan te leggen en de kosten op zich te nemen. Voor het weeshuis betekent dit terreinverlies. Ter compensatie krijgen de regenten grond van de Heilige Stede toegewezen. Zij weigeren deze grond te betalen. Er is immers geen budget voor. De stad zet haar aanbod uiteindelijk om in een schenking.

“Pieter Jansz. makelaer, vijf kinderen hebben haer spaerpot an stucken gesmeten / dat zij die weeskinderen niet willen vergeten”, rijmpje uit Loterijboek ten behoeve van het Burgerweeshuis uit 1560, GAA, Archief Burgerweeshuis (arch.nr. 367), inv.nr. 161.f.7v

“Pieter Jansz. makelaer, vijf kinderen hebben haer spaerpot an stucken gesmeten / dat zij die weeskinderen niet willen vergeten”, rijmpje uit Loterijboek ten behoeve van het Burgerweeshuis uit 1560, GAA, Archief Burgerweeshuis (arch.nr. 367), inv.nr. 161.f.7v

Loterij

In 1560 wordt er een loterij gehouden ten bate van het weeshuis. Filips II hecht er zijn goedkeuring aan. Vermoedelijk houdt de aanvraag verband met de ontwikkelingen aan de Rokinzijde. De opbrengst is gering en dekt slechts een deel van de kosten. Desondanks is er in de archieven sprake van het ontstaan van enkele gebouwen op het achtererf. In 1568 wordt er een kinderhuis gebouwd. De jongens, meisjes en kleinere kinderen hebben nu elk hun eigen onderkomen. Daarnaast is er een school, een varkenshok, een bakkerij en een brouwerij. Het weeshuis kan weer even mee.

Oversteek naar het Sint-Luciënklooster

Door immigratie neemt de Amsterdamse bevolkingsgroei in de zestiende eeuw een grote vlucht. Van zo’n 12.000 inwoners aan het begin tot zo’n 50.000 aan het einde van de eeuw. Het aantal weeskinderen neemt evenredig toe. De stad ziet zich in 1554 genoodzaakt het reglement aan te passen. Bepaald wordt dat kinderen van ‘bekochte poorters’ alleen voor opname in aanmerking komen wanneer de langstlevende ouder, minstens zeven jaar voor zijn of haar overlijden de poorterseed heeft afgelegd. De leeftijd van de toe te laten kinderen wordt bijgesteld tot maximaal acht jaar. Een druppel op de gloeiende plaat.

Het weeshuis verkeert lange tijd in grote moeilijkheden. Tekenend is het verhaal van de gekte die heerst onder de altijd zo keurige weesjes. De winter van 1565-1566 is zwaar en er heerst hongersnood. De kinderen krijgen gedurende de wintermaanden een eenzijdig maal voorgezet. Ze lijden aan moederkorenvergiftiging, een ziekte die veroorzaakt wordt door het eten van beschimmelde rogge. Ze buitelen door de stad als met “den boosen geest beswaert wierden”. Amsterdam is even in rep en roer. Het aantal te voeden mondjes staat dan op meer dan 200. En het worden er de komende jaren alleen maar meer. Het oude huis piept en kraakt, het lijdt onder de grote aantallen kinderen. De rek is eruit. De regenten zitten met de handen in het haar. De oplossing komt uit een onverwachte hoek.

Op 26 mei 1578 vindt de Alteratie plaats. De stad kiest de zijde van Willem van Oranje en sluit zich daarmee aan bij de Opstand tegen Filips II. Het voornamelijk katholieke stadsbestuur wordt in een vreedzame revolutie door de protestanten de stad uitgezet. Als gevolg van deze omwenteling worden alle katholieke instellingen -kloosters, kerken en kapellen- één voor één opgeheven. De gebouwen krijgen een nieuwe bestemming en de boedel wordt over de liefdadigheidsinstellingen in de stad verdeeld. De zusters van Sint Lucia aan de overkant van de straat maken ruimte voor de weeskinderen uit het uit zijn voegen barstende weeshuis, dat behalve het kloostercomplex ook de Heilige Stede en het Kartuizerklooster toegewezen krijgt. Aan woonruimte geen gebrek. Een gebed dat wordt verhoord?!

Hotel de Keizerskroon, Kalverstraat 71, J.M.A. Rieke (1851-1899), Collectie Stadsarchief Amsterdam

Hotel de Keizerskroon, Kalverstraat 71, J.M.A. Rieke (1851-1899), Collectie Stadsarchief Amsterdam

De Keizerskroon

Nadat in 1580 de weeskinderen de oversteek naar het Sint-Luciënklooster hebben gemaakt, wordt het oude weeshuis aan herberg de Keizerskroon verhuurd. Aan een uitbater met commercieel inzicht, immers; de keizerskronen die in de beeldtaal van de gevel verwerkt zijn, zijn een prachtig ‘uithangbord’ voor het nog jonge bedrijf. De Keizerskroon is het eerste logement in Amsterdam dat overnachtingen aanbiedt voor logees met een bescheiden inkomen. De herberg blijft tot in de late negentiende eeuw op deze plek gevestigd, maar niet in hetzelfde pand. In 1725 wordt het oude uitgewoonde huis op kosten van het weeshuis vervangen door nieuwbouw. Daarmee verdwijnt de, vermoedelijk uit 1568 daterende renaissancegevel, die dan, zo goed als zeker, nog in oorspronkelijke staat verkeert. De regenten, zijn doordrongen van de historische betekenis van het pand. Zij willen de herinnering aan het weeshuis levend houden en laten de oude gevel in een tekening vastleggen en de nieuwe gevel bekronen met twee gebeeldhouwde weeskinderen. In 1887 is het gedaan met de Keizerskroon. De herbergier sluit zijn deuren en na enig timmerwerk opent een winkelier er de zijne. Nummer 71 heeft een nieuw uiterlijk en een nieuwe bestemming gekregen. Aan het ‘uiterlijk’ wordt nog steeds gewerkt; in het sterk gemoderniseerde pand is nu een parfumerie gevestigd. Elk spoor van het verleden is uitgewist. De geschiedenis van het weeshuis leeft voort in het op loopafstand gelegen museum. Aan de overkant van de straat.